1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Redengevende omschrijving leidend bij reikwijdte monumentenbescherming

Redengevende omschrijving leidend bij reikwijdte monumentenbescherming

Wanneer een roerende zaak is opgenomen in de redengevende omschrijving van een rijksmonument, is voor het verwijderen van deze roerende zaak een omgevingsvergunning vereist. Zo heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) geoordeeld in haar uitspraak van 3 november 2021.
Leestijd 
Auteur artikel Bart de Haan
Gepubliceerd 11 november 2021
Laatst gewijzigd 11 november 2021

Juridisch kader

Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wordt gesteld dat voor het (gedeeltelijk) slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een rijksmonument een omgevingsvergunning is vereist.

Welke aspecten precies behoren tot het rijksmonument, is te vinden in de redengevende omschrijving. Deze omschrijving is de officiële waarde stellende beschrijving waarmee een object tot monument is verklaard en vormt de basis van de bescherming van het object.

De regels met betrekking tot monumentenbescherming waren tot 1 juli 2016 vastgelegd in de Monumentenwet 1988. Deze wet is sinds 1 juli 2016 gedeeltelijk vervangen door de Erfgoedwet.

Casus

Voor het gebruik van het gebouw Leeuwenbergh als kerk is in 1954 een Flentrop-orgel in het gebouw geplaatst. In 1967 is het gebouw aangewezen als rijksmonument. Sinds 21 juni 2010 luidt de redengevende omschrijving van het monument:

‘Gastenhuis Leeuwenbergh, in 1567 gesticht als pesthuis, dubbele zaak door twee zadeldaken gedekt tussen twee paren topgevels, stichtingssteen in Schalkwijkstraat. Tweeklaviers mechanisch orgel met vrij pedaal en 22 registers, gebouwd in 1954 door de firma Flentrop uit Zaandam.’

Leeuwenbergh is tot januari 2019 in eigendom geweest van Stichting Gastenhuis Leeuwenbergh (de Stichting). De Stichting heeft het gebouw per 11 januari 2019 verkocht aan Utrechtse Maatschappij tot Stadherstel N.V. (UMS), zonder inbegrip van het orgel. Het orgel is in bruikleen gegeven aan de Grote Kerk in Zwolle. Het orgel dient derhalve uit Leeuwenbergh te worden verwijderd.

Nadat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (het college) aan UMS heeft laten weten dat voor het tijdelijk verwijderen van het Flentrop-orgel een omgevingsvergunning is vereist, heeft UMS deze omgevingsvergunning aangevraagd. Het college heeft deze tijdelijke omgevingsvergunning op 25 mei 2019 aan UMS verleend met het voorschrift dat het Flentrop-orgel voor 1 januari 2024 weer in Leeuwenbergh moet zijn teruggeplaatst. De Stichting heeft tegen dit besluit van het college beroep aangetekend. Volgens de Stichting strekte de beschermende werking van de Monumentenwet 1988 niet uit over roerende zaken die  geen bestanddeel zijn van een onroerende zaak.

Het oordeel van de Afdeling

De Afdeling stelt, onder verwijzing naar haar uitspraak van 3 februari 2016, dat bij de aanvraag van een omgevingsvergunning zoals in dit geval aan de orde is, de redengevende omschrijving van belang is. Deze omschrijving geeft immers aan welke aspecten van het monument in het bijzonder beschermingswaardig zijn. Voor het wijzigen, verstoren of verwijderen van zo’n aspect is volgens de Afdeling in ieder geval een omgevingsvergunning vereist. Het Flentrop-orgel is bij besluit van 21 juni 2010 toegevoegd aan de redengevende omschrijving van Leeuwenbergh. Dit besluit is destijds niet door de Stichting aangevochten en is in rechte onaantastbaar geworden. Nu het Flentrop-orgel dus deel uitmaakt van de redengevende omschrijving van Leeuwenbergh, valt deze onder de beschermende werking van de Erfgoedwet. Het college is er derhalve volgens de Afdeling terecht van uitgegaan dat voor het verwijderen van het orgel uit Leeuwenbergh een omgevingsvergunning is vereist.

Voorts merkt de Afdeling op dat de Erfgoedwet – in tegenstelling tot de Monumentenwet 1988 – weliswaar geen procedure kent om de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te verzoeken de redengevende omschrijving te wijzigen, maar dit laat onverlet dat de Stichting zich altijd nog schriftelijk kan wenden tot de minister met het verzoek om het Flentrop-orgel te verwijderen uit de redengevende omschrijving van Leeuwenbergh.

Dat het orgel geen eigendom is van UMS, biedt volgens de Afdeling tot slot, in tegenstelling tot hetgeen de Stichting betoogt, geen aanleiding voor het oordeel dat het voorschrift tot terugplaatsing voor UMS niet uitvoerbaar is. UMS en Flentrop hebben beiden bij de aanvraag van de omgevingsvergunning te kennen gegeven dat zij bereid zijn mee te werken aan terugplaatsing van het orgel.

Wilt u meer weten? Neem contact op met Bart de Haan.