X is bestuurder van een vennootschap. In 2002 wordt de vennootschap in staat van faillissement verklaard. De bestuurder heeft tijdens zijn bestuurdersperiode onder meer ten laste van de vennootschap geldopnamen gedaan en op naam en rekening van de vennootschap zaken voor zichzelf in privé gekocht. Voorts heeft de bestuurder spookfacturen doen betalen door de vennootschap aan hemzelf voor niet verrichte werkzaamheden.
X was tevens enig bestuurder en enig aandeelhouder van Y B.V., die op haar beurt enig aandeelhouder van de vennootschap was. Oftewel, de algemene vergadering van aandeelhouders (AvA) van de vennootschap werd indirect gevormd door X (als bestuurder en aandeelhouder van Y B.V.). Hieruit volgt, aldus X, dat de AvA precies wist wat X als bestuurder de afgelopen jaren had gedaan. En deze AvA heeft X als bestuurder ieder jaar decharge verleend voor het gevoerde financiële beleid. Wel staat vast dat de bovengenoemde transacties niet uit de jaarrekeningen blijken.
De curator meent dat de bestuurder zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld (artikel 2:9 BW) gezien het bovenstaande en spreekt de bestuurder aan voor een bedrag ad € 169.566,93.
De bestuurder betoogt dat de vennootschap steeds volledig op de hoogte was van het door hem gevoerde financiële beleid, zodat de hem verleende decharge hem van zijn aansprakelijkheid als bestuurder ontslaat.
De Rechtbank wijst de vordering van de curator om deze reden af. Het Hof en de Hoge Raad (uitspraak van 25 juni 2010) oordelen echter anders, uit dit oordeel volgt dat een decharge zich niet uitstrekt tot frauduleuze onttrekkingen die door manipulatie van de boeken niet uit de jaarrekening en de verslaglegging kenbaar zijn. De omstandigheid dat X als (indirect) enig aandeelhouder en enig bestuurder van de vennootschap telkens ten tijde van de goedkeuring van de jaarrekeningen en verslagleggingen kennis moet hebben gedragen van deze onttrekkingen en manipulatie maakt dit niet anders. Dus hoewel de AVA van de vennootschap wist van de handelingen van X en hem de decharge heeft verleend, kan X geen beroep op de decharge doen omdat de handelingen niet uit de jaarrekeningen blijken. X dient het bedrag ad € 169.566,93 aan de boedel te betalen.
Reikwijdte decharge in eenpersoons-BV
X is bestuurder van een vennootschap. In 2002 wordt de vennootschap in staat van faillissement verklaard. De bestuurder heeft tijdens zijn bestuurdersperiode onder meer ten laste van de vennootschap geldopnamen gedaan en op naam en rekening van de vennootschap zaken voor zichzelf in privé gekocht. Voorts heeft de bestuurder spookfacturen doen betalen door de vennootschap aan hemzelf voor niet verrichte werkzaamheden. X was tevens enig bestuurder en enig aandeelhouder van Y B.V., die op haar b...
Leestijd
Auteur artikel
Dirkzwager
Gepubliceerd
12 juli 2010
Laatst gewijzigd
16 april 2018