1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. SER steunt instemmingsrecht OR over arbeidsvoorwaarde pensioen

SER steunt instemmingsrecht OR over arbeidsvoorwaarde pensioen

Op verzoek van staatssecretaris Klijnsma heeft de SER op 20 juni 2014 unaniem het standpunt ingenomen, dat voor het vaststellen, wijzigen en intrekken van de pensioenovereenkomst altijd instemmingsrecht aan de OR toekomt. Het onderscheid tussen enerzijds pensioenverzekering ofwel het pensioen dat is ondergebracht bij een verzekeraar en anderzijds het pensioen dat is ondergebracht bij een pensioenfonds, moet vervallen.Aanbevelingen SERDe SER doet vijf aanbevelingen, de belangrijkste drie som i...
Leestijd 
Auteur artikel Henk Hoving
Gepubliceerd 26 juni 2014
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Op verzoek van staatssecretaris Klijnsma heeft de SER op 20 juni 2014 unaniem het standpunt ingenomen, dat voor het vaststellen, wijzigen en intrekken van de pensioenovereenkomst altijd instemmingsrecht aan de OR toekomt. Het onderscheid tussen enerzijds pensioenverzekering ofwel het pensioen dat is ondergebracht bij een verzekeraar en anderzijds het pensioen dat is ondergebracht bij een pensioenfonds, moet vervallen.

Aanbevelingen SER

De SER doet vijf aanbevelingen, de belangrijkste drie som ik hieronder op:

  • aanpassing van artikel 27 lid 1 onder a WOR: ongeacht de pensioenuitvoerder dient de OR instemmingsrecht te krijgen over de arbeidsvoorwaardelijke aspecten van de pensioenregeling (met uitzondering van pensioen dat is ondergebracht bij een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds);

  • primaat bij werkgevers en werknemer: de grens tussen de inhoud van de pensioenregeling (pensioenovereenkomst) en de uitvoering ervan (uitvoeringsovereenkomst) is moeilijk te trekken; het primaat welke pensioenaspecten deel uitmaken van de pensioenovereenkomst en welke van de uitvoeringsovereenkomst, ligt bij de werkgever(s) en werknemers;

  • informatieplicht ondernemer: er dient in de WOR een informatieplicht van de ondernemer te worden ingevoerd met betrekking tot wijzigingen van de uitvoeringsovereenkomst, wederom ongeacht de pensioenuitvoerder.


Tekortkoming in medezeggenschap

De SER constateert een tekort in de medezeggenschap van de OR indien sprake is van een ondernemingspensioenfonds (opf), aan wie de eenzijdige wijzigingsbevoegdheid (artikel 19 Pensioenwet) ten aanzien van de inhoud van de pensioenregeling is overgedragen. Dit wordt ook wel de geïncorporeerde pensioenregeling genoemd. In het paritaire en gemengde pensioenfondsbestuur zijn zowel werknemers als pensioengerechtigden vertegenwoordigd. Hierdoor is binnen het fonds de medezeggenschap gewaarborgd. Indien het fonds gekozen heeft voor het externe bestuursmodel, dan is het bestuur onafhankelijk samengesteld uit ten minste twee bestuurders die niet direct vertegenwoordigers van belanghebbenden bij het fonds zijn. Dan moet er een belanghebbendenorgaan zijn, waarin naast werknemers en pensioengerechtigden ook de werkgever is vertegenwoordigd. Aan het belanghebbendenorgaan kunnen via de statuten van het fonds bovenwettelijke bevoegdheden worden toegekend.

Op besluiten van het bestuur van het opf tot eenzijdige wijziging van de pensioenafspraak is echter de toets aan het zwaarwichtig belang van de werkgever (artikelen 19 Pensioenwet en 7:613 Burgerlijk Wetboek) niet van toepassing. Het bestuur is gehouden tot een evenwichtige belangenbehartiging van artikel 105 lid 2 Pensioenwet. Dit is een andere (lees: lichtere) toets dan die aan het zwaarwichtig belang.

Aanbevelingen opheffing van tekort medezeggenschap

De SER adviseert om dit medezeggenschapstekort op te heffen door in de toelichting op de wijziging van artikel 27 lid 1 onder a WOR op te nemen, dat een besluit van een ondernemingspensioenfondsbestuur aan de ondernemer dient te worden toegerekend. Dan ontstaat vanzelf instemmingsrecht van de OR binnen de onderneming van de werkgever.

Daarnaast adviseert de SER de tekst van artikel 19 Pensioenwet aan te passen dan wel in de toelichting hiervan op te nemen, met de strekking dat het criterium van het zwaarwichtig belang ook van toepassing is op het besluiten van het ondernemingspensioenfondsbestuur met betrekking tot wijziging van de pensioenovereenkomst.

Gevolgen extra instemmingsrecht voor ondernemerslasten

De SER onderkent dat het overnemen van de aanbevelingen over het opheffen van het medezeggenschapstekort tot meer lasten leidt van de ondernemer. Concreet gaat het dan met name om het frequenter raadplegen van deskundigen, zowel door de OR als de ondernemer. Dit leidt tot stijging van kosten en een langere doorlooptijd van de instemmingsprocedure. Dit kan vervolgens leiden tot een toename van juridische procedures (artikel 27 leden 4 en 5 WOR).

De SER-Commissie Bevordering Medezeggenschap (CBM) is voornemens een voorlichtingsdocument (bij voorkeur in het najaar 2014) op te stellen, die de rol van de OR bij de arbeidsvoorwaarden pensioen inzichtelijk zal maken.

Commentaar

Het voornemen van de staatssecretaris (unaniem ondersteund door de SER) om de OR instemmingsrecht te geven over arbeidsvoorwaarde pensioen, ongeacht de pensioenuitvoerder, ligt voor de hand en hiermee ben ik het eens. Dit zal het pensioenbesef en de noodzaak van heldere en correcte communicatie over pensioen door zowel de werkgever als de pensioenuitvoerder bevorderen. De SER legt terecht de vinger op de zere plek van het medezeggenschapstekort bij een geïncorporeerd pensioen. Dit juich ik toe. Dit geldt ook voor de aanbevolen opheffing van dit tekort, door het instemmingsrecht van de OR binnen de onderneming van de werkgever uitdrukkelijk te verankeren in de wet. De literatuur en rechtspraak zijn hierover tot nu toe verdeeld, althans hierover bestaat geen eenduidigheid. Evenzeer bestaat er verdeeldheid over de vraag of
de norm van het zwaarwichtig belang (artikel 19 Pensioenwet) überhaupt kan gelden voor besluiten van het fondsbestuur. Kennelijk beoogt de SER te voorkomen dat met overdracht van de wijzigingsbevoegdheid door de werkgever aan het fondsbestuur deze strenge arbeidsrechtelijke norm kan worden omzeild. Op zichzelf kan ik mij daar iets bij indenken, maar tegelijkertijd vraag ik mij af hoe de praktische uitwerking van het voorstel van de SER is in de verhouding werkgever-werknemer. Gaat het hier over een zwaarwichtig belang aan de zijde van het fondsbestuur dat dient te prevaleren boven de belangen van de werknemers? Of wordt gedoeld op een zwaarwichtig belang aan de zijde van de werkgever? En voor zover dat laatste beoogd wordt: hoe kan een fondsbestuur - dat immers het orgaan is dat hierover (bij een geïncorporeerd pensioen) een besluit neemt - in deze belangenafweging treden? Zie ook het artikel van Frédérique Hoppers en mij in het Nederlands Juristenblad van april 2011.

Het is opmerkelijk én van groot maatschappelijk belang, dat de SER een unaniem advies heeft geformuleerd, waarover dus geen discussie bestaat tussen de vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers. Het woord is nu aan de staatssecretaris en de wetgever.