1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Subsidie Bureau Jeugdzorg ten onrechte beëindigd

Subsidie Bureau Jeugdzorg ten onrechte beëindigd

Gedeputeerde Staten van Overijssel hebben ten onrechte besloten dat de subsidie aan Bureau Jeugdzorg Overijssel binnen hun provincie per 1 januari 2015 wordt beëindigd. Dat blijkt uit een uitspraak van de rechtbank Overijssel van 3 februari 2014. Ook de mededeling dat de subsidie later wordt beëindigd als de nieuwe Jeugdwet later in werking treedt, biedt geen soelaas volgens de rechtbank. Het besluit van Gedeputeerde Staten is door de rechtbank vernietigd. Deze uitspraak is niet alleen van be...
Leestijd 
Auteur artikel Maarten Baneke (uit dienst)
Gepubliceerd 04 februari 2014
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Gedeputeerde Staten van Overijssel hebben ten onrechte besloten dat de subsidie aan Bureau Jeugdzorg Overijssel binnen hun provincie per 1 januari 2015 wordt beëindigd. Dat blijkt uit een uitspraak van de rechtbank Overijssel van 3 februari 2014. Ook de mededeling dat de subsidie later wordt beëindigd als de nieuwe Jeugdwet later in werking treedt, biedt geen soelaas volgens de rechtbank. Het besluit van Gedeputeerde Staten is door de rechtbank vernietigd. Deze uitspraak is niet alleen van belang voor Bureaus Jeugdzorg, maar ook voor andere instellingen die jeugdzorg aanbieden.

Bij Bureaus Jeugdzorg en bij instellingen die jeugdzorg aanbieden is de materie bekend. In december 2012 hebben de provincies aan Bureaus Jeugdzorg en aan andere instellingen die binnen hun provincie jeugdzorg aanbieden brieven gestuurd, waarin zij hebben aangekondigd dat de subsidie die jarenlang werd verstrekt met ingang van 1 januari 2015 zal eindigen. Sommige provincies hebben er bij gezet dat het een andere datum zal worden als de nieuwe Jeugdwet op een andere datum in werking treedt. De Bureaus Jeugdzorg en de jeugdzorginstellingen hebben op grote schaal bezwaar tegen die besluiten ingediend.
De provincies wijzen die bezwaren in het algemeen af met het argument dat de stelselherziening waardoor in de toekomst niet provincies maar gemeenten verantwoordelijk zullen zijn voor de jeugdzorg en voor de financiering daarvan, door het Rijk wordt uitgevoerd. Provincies zijn na inwerkingtreding van de nieuwe Jeugdwet niet mee verantwoordelijk, zo luidt de redenering.

Volgens de Algemene wet bestuursrecht mag een bestuursorgaan een subsidierelatie die drie jaar of langer heeft geduurd alleen beëindigen met inachtname van een redelijke termijn.
De provincies vinden dat de termijn die zij in acht nemen meer dan lang genoeg is. Immers zij hebben de beëindiging in december 2012 aangekondigd, dus met inachtname van een termijn van ruim twee jaar. Bureau Jeugdzorg Overijssel voerde daar tegenin, dat op het moment van de aankondiging van de beëindiging nog volstrekt geen duidelijkheid bestond over de situatie na 1 januari 2015, althans na inwerkingtreding van de Jeugdwet. Intussen is het bureau wel verplicht om de taken waarvoor zij subsidie ontvangt uit te voeren.
Dit argument slaagt. De rechtbank overweegt dat Bureau Jeugdzorg in het kader van haar thans nog bestaande subsidierelatie verplicht is om haar taakstellingen op het gebied van jeugdzorg volledig uit te voeren tot het moment waarom de nieuwe Jeugdwet feitelijk in werking treedt. Bij de inwerkingtreding van de Jeugdwet zullen tussen de aanbieders van jeugdzorg en de gemeenten nieuwe subsidierelaties moeten worden aangegaan waarin nieuwe taakstellingen zullen gelden. Ten tijde van het nemen van het bestreden besluit (december 2012) bestond voor Bureau Jeugdzorg – en met haar alle andere jeugdzorgaanbieders die in de markt zijn voor eenzelfde subsidierelatie – nog volstrekte onduidelijkheid of de gemeenten in de provincie Overijssel onder de nieuwe wetgeving met Bureau Jeugdzorg een dergelijke subsidierelatie kunnen of willen aangaan . Ook is onduidelijk in welke omvang Bureau Jeugdzorg daarin vervolgens aan een taakstelling moet voldoen. Bureau Jeugdzorg staat dan ook voor een situatie waarin zij haar taakstelling kwalitatief en kwantitatief volledig moeten blijven realiseren, maar waarin zij er gelijktijdig op moet anticiperen dat haar organisatie onder de nieuwe Jeugdwet met een vervallen subsidierelatie of een kleinere taakstelling geheel of gedeeltelijk moet worden afgebouwd. De omvang van die problematiek wordt mede bepaald door de voortgang van het wetgevingsproces. Daarbij kan niet worden uitgesloten dat de inwerkingtreding van de Jeugdwet als gevolg van vertraging pas na
1 januari 2015 zal zijn  zodat Bureau Jeugdzorg nog langer aan haar taakstellingen moet blijven voldoen.

De provincie heeft volgens de rechtbank aan die problematiek onvoldoende gewicht toegekend door een abrupte afloop van de subsidie aan te kondigen en daarmee de termijn die volgens de Algemene wet bestuursrecht nodig is te bepalen op een moment dat er geen duidelijkheid was over een flankerend beleid en / of een overgangsregeling,  al dan niet in samenwerking met andere bestuurslagen tot stand gebracht, om een zachte landing te bewerkstelligen voor Bureau Jeugdzorg. Op dit manier is er onvoldoende gedaan om een werkbare situatie te behouden, aldus de rechtbank.

Om die redenen vernietigt de rechtbank het besluit van de provincie tot subsidiebeëindiging. Aan Gedeputeerde Staten wordt opgedragen om een nieuw besluit te nemen, maar dan met inachtname van deze overwegingen van de rechtbank.

Een vrijwel gelijkluidende uitspraak werd gedaan m.b.t. Leger de Heils, een aanbieder van jeugdzorg.

Deze uitspraken zijn een belangrijke overwinning voor de Bureaus Jeugdzorg en de jeugdzorgaanbieders.
De rechtbank spreek uitdrukkelijk uit dat zelfs een termijn van twee jaar onvoldoende is, zolang er geen duidelijkheid is over welke taken het Bureau Jeugdzorg na inwerkingtreding van de Jeugdwet zal kunnen uitvoeren. Intussen is afbouw van de organisatie niet mogelijk omdat men wel de bestaande taken moet blijven realiseren. Dit is precies het probleem waar de Bureaus Jeugdzorg, maar ook de andere aanbieders van jeugdzorg, mee worstelen. Het is goed om te mogen constateren dat de rechter vindt dat de provincies hun ogen daarvoor niet mogen sluiten.

 

Rechtbank Overijssel, 03-02-2014, Awb 13/1775 m.b.t. Buro Jeugdzorg Overijssel

Rechtbank Overijssel m.b.t. Leger des Heils  03-02-2014, Awb 13/1876

Voor nadere informatie over dit onderwerp kunt u zich wenden tot

Maarten Baneke: 024 – 381 31 86 baneke@dirkzwager.nl
Geeke Hissink:  024 – 381 31 48   hissink@dirkzwager.nl