Onlangs heeft het Hof Den Haag een uitspraak gedaan waaruit het belang van een goede bewind- en voogdijregeling duidelijk naar voren komt.
Casus
Een moeder heeft in haar testament haar kind tot enig erfgenaam benoemd. De vader van het kind is nadrukkelijk uitgesloten als begunstigde van de nalatenschap. Tot bewindvoerder van het geërfde vermogen van de minderjarige is zijn opa (de vader van erflaatster) benoemd.
Na moeder (hierna: erflaatster) haar overlijden, is er een geschil ontstaan over de vraag of de ex-partner van erflaatster aanspraak kan maken op de rente die de minderjarige ontvangt op een bankrekening .
Op grond van de wet (artikel 1:253l lid 1 BW) heeft een ouder die het gezag over zijn kind uitoefent namelijk het vruchtgenot van diens vermogen (waaronder dus de rente die het minderjarige kind ontvangt.
De ex-partner van erflaatster stelt dat hij als vader het gezag over zijn kind uitoefent. Weliswaar bepaalt het testament van erflaatster dat alle beschikkingen ten gunste van hem vervallen indien het geregistreerd partnerschap is geëindigd, maar het ouderlijk vruchtgenot als bedoeld in voornoemd artikel is niet uitgesloten bij testament (artikel 1:253m BW).
Het Hof stelt zich op het standpunt dat vader inderdaad het ouderlijk vruchtgenot heeft, en dat de rente derhalve ook aan hem toekomt. De rente is echter niet opeisbaar, omdat in het testament ook het volgende is bepaald:
“De bewindvoerder bepaalt of en in welke mate de inkomsten uit het onder bewind gestelde vermogen aan de eigenaar ter beschikking worden gesteld”.
De bewindvoerder heeft vervolgens bepaald dat de rente pas opeisbaar is bij het meerderjarig worden van de erfgenaam. Volgens het Hof is de rente op dit moment dan ook niet opeisbaar en betekent dit dat de vader geen aanspraak op de rente kan maken, hoewel hij wel het ouderlijk vruchtgenot heeft.
Conclusie
In het testament is rekening gehouden met het feit dat ten tijde van het overlijden van de moeder, de relatie tussen haar en de vader van de erfgenaam ten einde zou kunnen zijn. Het lijkt mij waarschijnlijk dat het testament is opgesteld vlak voor beëindiging van de relatie. Uiteindelijk wordt voldaan aan de vermoedelijke wens van moeder; en verkrijgt haar ex niets uit haar nalatenschap. Om dit te bereiken waren echter wel twee procedures nodig.
In het testament is geen gebruik gemaakt van artikel 1:253m BW, welke luidt als volgt:
“De ouder heeft geen vruchtgenot van het vermogen, ten aanzien waarvan bij uiterste wilsbeschikking van de erflater of bij de gift is bepaald dat de ouders daarvan het vruchtgenot niet zullen hebben. “
Door dus op te nemen in een testament dat de (andere) ouder geen ouderlijk vruchtgenot heeft van het vermogen van de minderjarige, hadden de procedures voorkomen kunnen worden.
Ook voor andere gevallen dan ex-partners is het een nuttig artikel; bijvoorbeeld als u wenst dat alleen de minderjarige profiteert van uw nalatenschap of schenking en niet een van de ouders van de minderjarige.
Uitsluiten ouderlijk vruchtgenot in testament belangrijk
Onlangs heeft het Hof Den Haag een uitspraak gedaan waaruit het belang van een goede bewind- en voogdijregeling duidelijk naar voren komt.CasusEen moeder heeft in haar testament haar kind tot enig erfgenaam benoemd. De vader van het kind is nadrukkelijk uitgesloten als begunstigde van de nalatenschap. Tot bewindvoerder van het geërfde vermogen van de minderjarige is zijn opa (de vader van erflaatster) benoemd.Na moeder (hierna: erflaatster) haar overlijden, is er een geschil ontstaan over de...
Leestijd
Auteur artikel
Dirkzwager
Gepubliceerd
25 juli 2012
Laatst gewijzigd
16 april 2018