1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Uitspraak Hoge Raad in NEN-normen zaak

Uitspraak Hoge Raad in NEN-normen zaak

De Hoge Raad heeft op 22 juni 2012 geoordeeld dat in het Bouwbesluit verwezen NEN-normen de burgers wel binden maar deze normen niet gratis beschikbaar hoeven te zijn. Daarmee heeft de Hoge Raad uitsprak gedaan in een principiële procedure, die door Knooble (onderdeel van Centraal Bureau Bouwtoezicht B.V. te Arnhem) was aangespannen tegen het Nederlandse Normalisatie Instituur (NNI) en de Staat. Die procedure ging in de kern om de vraag of een de burgers bindend voorschrift wel verbindend kan...
Leestijd 
Auteur artikel Jaap Kronenberg (uit dienst)
Gepubliceerd 22 juni 2012
Laatst gewijzigd 16 april 2018
De Hoge Raad heeft op 22 juni 2012 geoordeeld dat in het Bouwbesluit verwezen NEN-normen de burgers wel binden maar deze normen niet gratis beschikbaar hoeven te zijn. Daarmee heeft de Hoge Raad uitsprak gedaan in een principiële procedure, die door Knooble (onderdeel van Centraal Bureau Bouwtoezicht B.V. te Arnhem) was aangespannen tegen het Nederlandse Normalisatie Instituur (NNI) en de Staat. Die procedure ging in de kern om de vraag of een de burgers bindend voorschrift wel verbindend kan zijn indien de tekst ervan niet door de Staat gepubliceerd is en daarvan slechts kennis genomen kan worden tegen betaling van een vergoeding van enkele tientallen tot honderden euro's per verwezen NEN-norm.

Het NNI claimt namelijk de auteursrechten op de NEN-normen, ook op de normen waarin het Bouwbesluit naar wordt verwezen. Knooble heeft zich hiertegen verzet op basis van een tweetal principiële argumenten.

Allereerst het argument dat iedereen geacht moet worden de wet te kennen en daarom in de grondwet geregeld is dat een wettelijk voorschrift niet in werking treedt zolang het niet is gepubliceerd op de in de wet voorgeschreven wijze. Voor het Bouwbesluit betekent dit dat publicatie in het Staatsblad of de Staatskrant moet hebben plaatsgevonden. De NEN-normen waarnaar in het Bouwbesluit wordt verwezen worden echter niet gepubliceerd. Dus zijn ze niet in werking getreden en dus zijn ze niet verbindend, aldus het standpunt van Knooble. In eerste aanleg is dit argument door de rechtbank gevolgd. In hoger beroep oordeelde het hof anders. De Hoge Raad volgt het hof.

Het tweede argument is dat wanneer de verwezen NEN-normen als verbindende voorschriften (een materiele wet) moeten worden gezien en de Auteurswet in artikel 11 bepaalt dat geen auteursrecht geldt voor wetten. In dat licht kan volgens Knooble het NNI geen auteursrecht doen gelden op die normen. De Hoge Raad wijst ook dit argument af.

De Hoge Raad oordeelt dat de in het Bouwbesluit verwezen NEN-normen moeten worden gezien als uitgevaardigd door het NNI. Knooble had aangevoerd dat door de verwijzing in het Bouwbesluit de inhoud van de verwezen NEN-normen onderdeel is uit gaan maken van het verwijzende voorschrift. De Hoge Raad volgt dat argument dus niet. Omdat het NNI niet is uitgerust met wetgevende bevoegdheid zijn de verwezen NEN-normen, volgens de Hoge Raad, niet als wettelijke voorschriften aan te merken die moeten worden bekend gemaakt overeenkomstig de Bekendmakingswet. In lijn met deze redenering oordeelt de Hoge Raad dat het NNI haar auteursrecht op de verwezen NEN-normen kan handhaven tegenover eenieder die deze normen nodig heeft. Volgens de Hoge Raad heeft niet de Staat maar het NNI die normen uitgevaardigd.

Het feit dat door de verwijzing in het Bouwbesluit de Staat de aldus verwezen NEN-normen algemeen doet gelden, maakt dit volgens de Hoge Raad niet anders. Er zijn, aldus de Hoge Raad, algemeen geldende normen die niet tevens "algemeen verbindende voorschriften" zijn en de hier bedoelde NEN-normen vallen onder die categorie.

Volgens de Hoge Raad is een veroordeling van Knooble in de proceskosten van het NNI gerechtvaardigd omdat de hele discussie in deze procedure, dus ook de discussie over de verbindendheid van de verwezen normen, bepalend is voor de vraag of het NNI haar auteursrecht op die normen geldend kan maken.

De Hoge Raad accepteert hiermee dat er in Nederland algemeen geldende  voorschriften bestaan, waaraan de burger gebonden is, die echter niet zijn aan te merken als "algemeen verbindende voorschriften"die op grond van de Bekendmakingswet moeten worden gepubliceerd.

Ik kan dat niet anders zien dan dat hiermee een nieuwe categorie de burgers bindende voorschriften is gesanctioneerd door de Hoge Raad, waarvoor de burgers moeten betalen alvorens zij daar kennis van kunnen nemen. Hoe dat moet worden gerijmd met de beginselen van onze rechtstaat blijft voor mij een raadsel.

Uit het bovenstaande mag enige teleurstelling omtrent de uitkomst van deze procedure blijken, maar dat zal u niet bevreemden als u zich realiseert dat de schrijver dezes Knooble heeft bijgestaan in deze procedure.