1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. VAR-loon voor schijnzelfstandige

VAR-loon voor schijnzelfstandige

Op 28 januari 2014 heeft de belastingdienst een aantal zelfstandigen zonder personeel (ZZP-ers) die als zorgverleners actief zijn, een VAR-loon gegeven in plaats van een VAR-wuo . Een deel van hen beschikte al over een VAR-wuo. Deze zijn gewijzigd in een VAR-Loon omdat de belastingdienst de werkzaamheden heeft beoordeeld als “werk in dienstbetrekking”. Dit kan voor de betreffende zorgverleners die als zzp-er werkzaam zijn verstrekkende gevolgen hebben.De belastingdienst maakt een onderscheid...
Leestijd 
Auteur artikel Melanie Breedveld (uit dienst)
Gepubliceerd 17 februari 2014
Laatst gewijzigd 16 april 2018

Op 28 januari 2014 heeft de belastingdienst een aantal zelfstandigen zonder personeel (ZZP-ers) die als zorgverleners actief zijn, een VAR-loon gegeven in plaats van een VAR-wuo . Een deel van hen beschikte al over een VAR-wuo. Deze zijn gewijzigd in een VAR-Loon omdat de belastingdienst de werkzaamheden heeft beoordeeld als “werk in dienstbetrekking”. Dit kan voor de betreffende zorgverleners die als zzp-er werkzaam zijn verstrekkende gevolgen hebben.


De belastingdienst maakt een onderscheid tussen vier verschillende soorten verklaringen arbeidsrelatie (VAR). Iedere soort kent weer andere gevolgen. Als opdrachtgever is het van belang de juiste VAR op te vragen en ook te verifiëren dat de opdrachtnemer over de juiste VAR blijft beschikken.


 Er zijn vier soorten verklaringen:



  1. VAR-loon. Met deze VAR wordt aan opdrachtgevers geen zekerheid gegeven over het inhouden en het betalen van loonheffingen. Dit betekent dat de opdrachtgever dus steeds zelf moet blijven toetsen of er sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking.

  2. VAR-row. Ook met deze VAR wordt aan opdrachtgevers geen zekerheid gegeven over het betalen en inhouden van loonheffingen. Nog steeds zullen opdrachtgevers dit dus zelf moeten (blijven) toetsen.

  3. VAR-wuo. Deze verklaring biedt opdrachtgevers de zekerheid dat er geen loonheffing hoeft te worden ingehouden. Hier zijn wel een aantal voorwaarden aan verbonden:

    • de werkzaamheden waarvoor de opdrachtnemer is ingeschakeld moeten overeenkomen met de werkzaamheden waarvoor de VAR werd aangevraagd;

    • de werkzaamheden moeten binnen de geldigheidsduur van de VAR worden uitgevoerd;

    • de opdrachtgever moet een kopie van het legitimatie/identiteitsbewijs en van de VAR in de administratie bewaren. Wordt aan deze administratieplicht en bewaarplicht niet voldaan, dan loopt de opdrachtgever nog steeds het risico dat de belastingdienst een claim neerlegt.



  4. VAR-dga. DGA staat voor directeur-grootaandeelhouder. Deze VAR ziet op inkomsten uit werkzaamheden voor rekening en risico van de vennootschap waarvoor de VAR is aangevraagd. Met de VAR wordt aan opdrachtgevers de zekerheid gegeven dat zij geen loonheffing hoeven in te houden en te betalen aan de fiscus. Hierbij gelden dezelfde voorwaarden als bij de VAR-wuo (waaronder ook de administratieverplichting), met dien verstande dat deze VAR opdrachtgevers niet vrijwaart van inleners- of ketenaansprakelijkheid voor wat betreft de loonheffing.


Voor de meeste zelfstandigen zonder personeel is het van groot belang te kunnen beschikken over een VAR-wuo, om de simpele reden dat heel veel opdrachtgevers dit als voorwaarde stellen. Alleen met een VAR-wuo wordt voorkomen dat de fiscus bij de opdrachtgever aanklopt voor loonheffing en premies, een kostenpost die al wel voor werknemers in loondienst verschuldigd is. Het kabinet heeft zich echter ten doel gesteld om de positie van schijnzelfstandigen te gaan verbeteren en misbruik van schijnzelfstandigen tegen te gaan. In het Sociaal Akkoord is dit nadrukkelijk afgesproken, en ook tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel Wet werk & zekerheid (WWZ) is de positie van de zzp-ers aan de orde gekomen. Daarbij is geconstateerd dat het aantal zelfstandigen zonder personeel groeit. Veel zzp-ers doen werk dat lijkt op dat van werknemers, maar ze zijn niet in loondienst. Ze genieten dus ook niet de (ontslag)bescherming die een “normale” werknemer wel geniet. De WWZ beoogt juist de positie van flexibele arbeidskrachten in loondienst te verbeteren, waarbij eerder duidelijkheid en vastigheid moet worden geboden. Als bij het vaster maken van flexibele contracten niet nagedacht wordt over de verhouding tot zzp-ers, bestaat dan niet het risico dat er juist meer (schijn)zzp-ers komen in plaats van meer vaste arbeidsovereenkomsten, zo luidde een van de vragen van de Kamercommissie. Om tweedeling op de arbeidsmarkt tegen te gaan, moet er naast een aanpassing van het ontslagrecht en de flex-regelgeving ook worden gezocht naar andere oplossingen voor de zelfstandige zonder personeel en het tegengaan van schijnconstructies.


Als de plannen van het kabinet doorgaan en de flexibele arbeid inderdaad zo wordt ingericht zoals het wetsvoorstel nu beoogt, dan wordt flexibele arbeid duurder en gaat met meer risico’s gepaard. De verwachting is dan ook dat het aantal zzp-ers een vlucht zal nemen. Tegelijkertijd wil het kabinet de positie van werkenden versterken en de handhaving op schijnzelfstandigheid verbeteren. De focus komt daarbij te liggen op het grijze gebied tussen werknemerschap en zelfstandig ondernemerschap. Schijnzelfstandigen moeten worden gestimuleerd om hun rechten te gaan claimen op een arbeidsovereenkomst. De belastingdienst lijkt met zijn laatste actie, waarbij aan een aantal zorgverleners een VAR-loon is gegeven in plaats van een VAR-wuo of VAR-row hier al op vooruit te lopen. Het is maar zeer de vraag of dit tot een werkelijke verbetering van de positie van zelfstandigen zal leiden.


Invoering van de wijziging ketenregeling, die oorspronkelijk gepland stond voor 1 juli 2014 is met een jaar uitgesteld.