1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Veranderingen Financieel Toetsingskader voor pensioenfondsen op een rij! (1)

Veranderingen Financieel Toetsingskader voor pensioenfondsen op een rij!

Pensioenfondsen moeten voldoen aan een financieel toetsingskader (FTK), welk kader onder andere verwoord staat in de Pensioenwet en het Besluit FTK. Zo zijn er regels geformuleerd over de minimale hoogte van de premie, het (minimaal) vereist eigen vermogen, hoe te handelen bij een reserve- en dekkingstekort en het beleggingsbeleid. Deze regels hebben steeds als insteek het daadwerkelijk kunnen waarmaken van de pensioentoezeggingen die aan deelnemers gedaan zijn. Het ‘oude’ FTK leidde in de pr...
Leestijd 
Auteur artikel Frédérique Hoppers
Gepubliceerd 20 augustus 2015
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Pensioenfondsen moeten voldoen aan een financieel toetsingskader (FTK), welk kader onder andere verwoord staat in de Pensioenwet en het Besluit FTK. Zo zijn er regels geformuleerd over de minimale hoogte van de premie, het (minimaal) vereist eigen vermogen, hoe te handelen bij een reserve- en dekkingstekort en het beleggingsbeleid. Deze regels hebben steeds als insteek het daadwerkelijk kunnen waarmaken van de pensioentoezeggingen die aan deelnemers gedaan zijn. Het ‘oude’ FTK leidde in de praktijk in toenemende mate tot knelpunten, die onder andere resulteerden in abrupte, omvangrijke kortingen van de pensioenaanspraken en –uitkeringen, hogere pensioenpremies en het regelmatig uitblijven van indexaties. Het per 1 januari 2015 geldende nieuw FTK (nFTK) beoogt deze knelpunten weg te nemen. In deze bijdrage volgt per thema een overzicht van de belangrijkste, nieuwe toezichtkaders.

Herstelplansystematiek

Voor de vaststelling van de financiële positie van het pensioenfonds wordt voortaan niet langer uitgegaan van de actuele dekkingsgraad, maar van de beleidsdekkingsgraad. Dit is het voortschrijdend gemiddelde van de dekkingsgraden in de afgelopen 12 maanden.

Het onderscheid tussen het kortetermijnherstelplan (met een looptijd van 3 jaar) en het langetermijnherstelplan (met een looptijd van 15 jaar) verdwijnt. Het kortetermijnherstelplan moest worden opgesteld bij een dekkingstekort, dus als de actuele dekkingsgraad van het fonds onder het minimaal vereist eigen vermogen (MVEV) zat, dus onder 105%. Een langetermijnhersteltermijn was aan de orde bij een reservetekort, dus als de actuele dekkingsgraad onder het vereist eigen vermogen (VEV) zat. De hoogte van het VEV is afhankelijk van de situatie van het fonds (waaronder het beleggingsprofiel), maar kwam gemiddeld neer op circa 121%. Het VEV moet zodanig zijn vastgesteld dat slechts een kans bestaat van maximaal 2,5% dat het fonds een jaar later in onderdekking raakt.

Het nFTK gaat uit van één herstelplan, met een looptijd van 10 jaar. DNB kan overigens een kortere periode vaststellen (bijvoorbeeld bij een vergrijsd deelnemersbestand). Als overgangsmaatregel geldt in 2015 een herstelperiode van 12 jaar en in 2016 een herstelperiode van 11 jaar. Dat herstelplan moet worden opgesteld bij een beleidsdekkingsgraad beneden het VEV. In dat herstelplan mogen de maatregelen tijdsevenredig worden gespreid (dus over 12, 11 respectievelijk 10 jaar). Dit ziet ook op de eventuele kortingsmaatregel (als ultimum remedium). De korting moet in het eerste jaar dan onvoorwaardelijk toegepast worden; in de daarop volgende jaren is de korting voorwaardelijk (afhankelijk van de dekkingsgraad). Ieder jaar moet opnieuw een herstelplan worden opgesteld voor de komende 10 jaar, als op dat moment wederom de dekkingsgraad beneden het niveau van het VEV zit. De herstelmaatregelen worden dan vastgesteld op basis van het reservetekort van dat nieuwe meetmoment. Het herstelplan vervalt zodra de beleidsdekkingsgraad boven het VEV zit.

Met dit nFTK doet zich niet langer de situatie voor dat kort aan het eind van de looptijd van het herstelplan, bij een dekkingsgraad beneden het niveau van het VEV, alsnog de abrupte maatregel van een omvangrijke korting genomen moet worden.

Het VEV gaat overigens iets omhoog, met circa 5 procentpunt. Dit komt gemiddeld neer op een VEV van circa 126%.

Indien zich bij het fonds de situatie voordoet dat aaneengesloten in een periode van 5 jaar een dekkingstekort bestaat (waarbij zowel de actuele als de beleidsdekkingsgraad onder het niveau van het MVEV zit), moeten er direct maatregelen (zoals een korting) genomen worden. Ook hier mag de korting gespreid worden, met dien verstande dat alle kortingen onvoorwaardelijk zijn.

Kostendekkende premie

De Pensioenwet schrijft voor dat de premie minimaal kostendekkend moet zijn. Bij het vaststellen van de kostendekkende premie moet onder andere rekening worden gehouden met de premie die actuarieel benodigd is voor de aangroei van pensioenverplichtingen (technische voorzieningen), een opslag voor de uitvoeringskosten van het fonds en een opslag voor de buffer (VEV).

Het nFTK biedt twee methoden om de premie te dempen: door kort gezegd rekening te houden met de rente van de afgelopen 10 jaar of het verwacht rendement (voor maximaal 5 jaar vastgezet). Indien gedempt wordt aan de hand van het verwacht rendement, geldt als aanvullende eis voor de kostendekkende premie dat een opslag voor de voorwaardelijke indexatie vereist is. Als deze opslag hoger is dan de opslag voor de buffer (het in stand houden van het VEV), gaat de opslag voor indexatie voor.

De voorwaarde in het oude FTK dat in geval van een dekkings- of reservetekort de premie moet bijdragen aan herstel, vervalt. Het premiebeleid van het fonds moet vooraf worden vastgelegd.

Onder zeer strenge voorwaarden is premiekorting mogelijk: zo moet de beleidsdekkingsgraad uitstijgen boven het VEV en moeten de ambities (inclusief indexatie) de afgelopen 10 jaar zijn waargemaakt.

Indexatie

Er is een toeslagdrempel geïntroduceerd: een minimale dekkingsgraad van 110%. Ook formuleert het nFTK een indexatieregel, die er in de praktijk op neerkomt dat maximaal 0,1% geïndexeerd mag worden voor iedere procent dat de beleidsdekkingsgraad uitstijgt boven 110%.

Het nFTK formuleert tevens een aantal strenge regels rondom inhaalindexatie en compensatie kortingen. De beleidsdekkingsgraad moet fors uitstijgen boven de dekkingsgraad waarin volledige indexatie mogelijk is (waarbij 20% van dat verschil benut mag worden).

Vooraf moet het fonds het indexatiebeleid vastleggen.

Beleggingen

Ook onder het nFTK geldt de prudent person regel (zie artikel 135 PW en 13/13a Besluit FTK), maar er gaat een verduidelijking in lagere regelgeving volgen. Die verduidelijking ziet onder andere op governance eisen, onderbouwing fonds dat strategisch beleggingsbeleid past binnen prudent person en regels met betrekking tot de uitbesteding van vermogensbeheer.

In geval van een reservetekort mag het fonds het risicoprofiel niet vergroten. Daarop is overigens een eenmalige uitzondering gemaakt (namelijk per 1 januari 2015 is dit wel mogelijk geweest).

Financieel crisisplan

Het pensioenfonds moet op grond van artikel 29b Besluit FTK een financieel crisisplan vooraf gereed hebben. Overigens stond dit voorheen verwoord in de Beleidsregel DNB financieel crisisplan. Dit financieel crisisplan wordt als onderdeel van de actuariële en bedrijfstechnische nota opgenomen.

Doelstelling van dit plan is dat het fonds gedwongen wordt om vooraf na te denken over het realiteitsgehalte en de effectiviteit van herstelmaatregelen.

Haalbaarheidstoets

Er is een haalbaarheidstoets geïntroduceerd, ter vervanging van de continuiteitsanalyse. Die toets moet ook aandacht besteden aan slecht weer-scenario’s. De toets moet inzicht geven in de samenhang van de financiële opzet met het verwachte pensioenresultaat en de risico’s die daarbij gelden. Kan het beoogde resultaat wel behaald worden, wat is de bandbreedte etc.?

Zo’n haalbaarheidstoets moet in ieder geval worden uitgevoerd bij de implementatie van het nFTK en bij de introductie van een nieuwe pensioenregeling.

UFR

Niet als gevolg van het nFTK, maar toch het vermelden waard: per 15 juli 2015 is een nieuwe UFR vastgesteld, gelijk aan het 10-jaars voortschrijdend gemiddelde van de 20-jaars forwardrentes. Aan de hand van deze UFR moet het pensioenfonds de pensioenverplichtingen berekenen. De hoogte van de UFR is dus onder andere van invloed op de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. De nieuwe UFR heeft bij veel fondsen geleid tot een lagere dekkingsgraad.

Binnenkort verschijnt op dit kennisportal het whitepaper Pensioen & Financieel Toezicht. Daarin wordt naast aandacht voor het nFTK ook aandacht gevraagd voor andere actualiteiten in wet- en regelgeving en rechtspraak die het pensioentoezicht betreffen.