Het Hof Amsterdam heeft in haar uitspraak van 16 augustus 2007 (LJN: BC1167) uitgemaakt dat een bepaling in een overeenkomst die het een eigenaar van een perceel verbiedt om bezwaar te maken tegen de aanvraag van een omgevingsvergunning (bouwvergunning) voor het naastgelegen perceel nietig is wegens strijd met de grondwet en het verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Het Hof was van mening dat opvolgende verkrijgers van de onroerende zaak rechtsbescherming werd ontzegd en achtte derhalve de contractuele bepaling nietig.
In een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 6 januari 2010 (LJN: BR2022) heeft de rechtbank bepaald dat een soortgelijk beding niet nietig is indien en voor zover uit het beding voldoende duidelijk blijkt wat de bouwplannen zijn van de partij die het beding heeft opgelegd. Concreet was omschreven dat een ligplaatsvergunning voor een woonark met botenhuis annex garage zal worden verkregen op het achterste gedeelte van het verkochte. Tegen deze bouwplannen konden de andere contractspartij danwel zijn rechtsopvolgers geen bezwaar aantekenen.
Groot verschil tussen het arrest van het Hof en de uitspraak van de Rechtbank was dat in het arrest van het Hof sprake was van een verstrekkende vrijheid voor de aanvraag van de bouwvergunning. Het was aan de wederpartij niet duidelijk waartoe de bouwplannen zich zouden strekken. In de casus van de Rechtbank is het beding niet verstrekkend geformuleerd, zoals in het aangehaalde arrest, maar bleek duidelijk welke plannen er waren zodat aan de rechtsopvolger duidelijk zou zijn van welke rechten hij afstand deed. Een en ander toont wederom aan dat het van groot belang is dat bij een soortgelijke bepalingen voldoende bepaalbaar wordt aangegeven van welke rechten een wederpartij of diens rechtsopvolger afstand doet, wil de betreffende bepaling niet als in strijd met de grondwet casu quo de openbare orde nietig worden verklaard.
Verbod om een bezwaar te maken tegen bouwvergunning niet nietig
Het Hof Amsterdam heeft in haar uitspraak van 16 augustus 2007 (LJN: BC1167) uitgemaakt dat een bepaling in een overeenkomst die het een eigenaar van een perceel verbiedt om bezwaar te maken tegen de aanvraag van een omgevingsvergunning (bouwvergunning) voor het naastgelegen perceel nietig is wegens strijd met de grondwet en het verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Het Hof was van mening dat opvolgende verkrijgers van de onroerende zaak rechtsbescherming werd ontzegd en achtte...
Leestijd
Auteur artikel
John Wijnmaalen MRICS
Gepubliceerd
07 september 2011
Laatst gewijzigd
16 april 2018