Het eigenrisicodragerschap voor overheidswerkgevers voor uitkeringen op grond van de werkloosheidswet (WW) blijft een bijzonder iets. Want wanneer is sprake van eigenrisicodragerschap?
Volgens de Centrale Raad van Beroep (LJN: BN9713) eind 2010 is, nadat een persoon 5 maanden gewerkt heeft voor een overheidswerkgever, reeds sprake van eigenrisicodragerschap. Immers, zo overweegt de Raad, in artikel 79 WW staat dat verhaal voor de uitkeringen door het UWV plaatsvindt op de overheidswerkgever tot wie de dienstbetrekking stond uit hoofde waarvan de overheidswerknemer de werkloosheidsuitkering ontvangt. De wel vaker verdedigde opvatting dat eerst sprake moet zijn van een ‘nieuw’ c.q. zelfstandig bij de overheidswerkgever opgebouwd WW-recht, werd eenvoudigweg van tafel geveegd door de Raad. Een dergelijke verwijzing (naar hoofdstuk II van de WW) is niet opgenomen in artikel 79 WW. Voor de situatie bestaat dus duidelijkheid. Maar is dit wel echt zo? Zou de Raad hetzelfde hebben geoordeeld indien sprake was van een herleefd recht op WW (vergelijk artikel 21 WW)? En wat betreft de omgekeerde situatie? Tot wanneer klopt het UWV aan bij de overheidswerkgever voor de WW-uitkeringen? Onderstaand werken we zes situaties uit, waarbij we proberen antwoord te geven op de vraag of al dan niet verhaal plaatsvindt. Daarbij willen we wel onderstrepen dat het uiteindelijk het UWV is die (in eerste instantie) beoordeelt of verhaal plaatsvindt en mogelijk andere conclusies aan het bepaalde in artikel 79 WW en/of de uitspraak van de Raad verbindt.
Situatie 1
Iemand heeft 10 jaar bij een private werkgever gewerkt en gaat aansluitend aan dit dienstverband bij een overheidswerkgever werken voor een bepaalde duur van (opnieuw) 5 maanden. Alhoewel in de hierboven aangehaalde uitspraak slechts summierlijk wordt stilgestaan bij de feiten en hieruit ook niet blijkt van het ‘arbeidsverleden’ van de betreffende werknemer, lijkt de uitspraak van de Raad op deze situatie te zien. Kort en goed zal het UWV, indachtig de uitspraak van de Raad, dus verhaal plegen voor de WW-uitkeringen op de overheidswerkgever.
Situatie 2
Stel nu dat de werknemer nadat de arbeidsovereenkomst met de private werkgever eindigde, aanspraak maakte op een WW-uitkering voor een periode van 2 maanden, waarna hij voor een periode van 5 maanden aan de slag kon bij de overheidswerkgever. Deze aanstelling eindigt van rechtswege en de werknemer doet opnieuw een beroep op de WW. In deze situatie ontstaat geen nieuw recht op WW (ten laste van de overheidswerkgever), maar is sprake van een herleving, vergelijk artikel 21 WW. Artikel 79 WW spreekt van verhaal op de overheidswerkgever tot wie de dienstbetrekking bestond uit hoofde waarvan de overheidswerknemer de werkloosheidsuitkering ontvangt. Wij achten het verdedigbaar dat artikel 79 WW niet ziet op een herleving van een eerder recht op WW. Weliswaar zou geen sprake zijn van herleving indien de aanstelling niet zou zijn geëindigd, maar de uitkering wordt niet ontvangen uit hoofde van de overheidsdienstbetrekking, maar uit hoofde van de eerdere – private – dienstbetrekking. Geen verhaal derhalve.
Situatie 3
Stel vervolgens dat tussen het moment dat het dienstverband bij de private werkgever eindigde en de aanstelling bij de overheidswerkgever aanving, een periode van 4 weken zit, waarover de werknemer geen aanspraak heeft gemaakt op een werkloosheidsuitkering. Maakt dit de uitkomst zoals hierboven beschreven een andere? Naar onze overtuiging niet. Omdat de medewerker 4 weken geen werk heeft gehad, is formeel sprake van een periode van werkloosheid en dus ook van herleving, zou de medewerker na ommekomst van zijn aanstelling alsnog aanspraak maken op een WW-uitkering.
Situatie 4
Dan de omgekeerde situatie. Iemand heeft een arbeidsverleden van 20 jaar, waarvan de voorlaatste 5 jaar bij een gemeente. Bij deze gemeente heeft de medewerker een regeling getroffen, waarbij hij zelf ontslag nam. Omdat de medewerker zelf ontslag nam en dus geen aanspraak zou kunnen maken op een WW-uitkering (of een bovenwettelijke uitkering op grond van hoofdstuk 10d van de CAR-UWO), heeft hij nog een bedrag ineens meegekregen. De medewerker heeft geluk en vindt aansluitend aan zijn aanstelling nieuw werk in de private sector. Daar wordt hij echter na vijf maanden (niet verwijtbaar) werkloos. De medewerker verzoekt om een WW-uitkering en deze wordt hem toegekend. Pleegt het UWV nog verhaal? Naar opnieuw de letter van de wet, is een dergelijk verhaal niet mogelijk. Het UWV zal overigens voor de beoordeling of de werknemer verwijtbaat werkloos is geworden, óók onderzoeken hoe de dienstbetrekking met de overheidswerkgever is geëindigd. Er is immers nog geen zelfstandig recht op WW opgebouwd bij de nieuwe werkgever (LJN: BJ2443).
Situatie 5
En stel nu dat de medewerker niet zelf ontslag had genomen bij de gemeente maar ontslagen was en eerst gedurende een periode van drie maanden WW had ontvangen en toen voor een periode van vijf maanden in de private sector had gewerkt, waarna hij opnieuw een aanspraak deed op een WW-uitkering. Maakt dit uit voor het UWV? Vooropgesteld zij (opnieuw) dat artikel 79 WW niet spreekt over de aard van het WW-recht. In deze situatie is echter sprake van een herleefd recht op WW. Een WW-recht dat gekoppeld is aan het ambtelijke dienstverband. In zoverre zou deze situatie ook passen in de bewoordingen van artikel 79 WW. Wij gaan er dan ook vanuit dat verhaal zal plaatsvinden. Overigens zal in deze situatie ook een eventuele aanspraak op een bovenwettelijke uitkering op grond van hoofdstuk 10d CAR-UWO herleven. Deze aanspraak is immers gekoppeld aan de WW-aanspraak die voortvloeit uit de aanstelling / arbeidsovereenkomst met een gemeente.
Situatie 6
Tot slot nog de situatie waarbij de medewerker een tijdelijke aanstelling heeft die van rechtswege afloopt, waarna hij pas per de 15e van de daarop volgende maand een nieuwe tijdelijke betrekking vindt bij een civiele werkgever. Na drie maanden eindigt de nieuwe betrekking en maakt de medewerker (voor het eerst) aanspraak op WW. Verschilt deze situatie van de vorige? In beginsel niet. Ook in deze situatie is sprake van een herleving van het WW-recht en zal dus verhaal plaatsvinden.
Verhaal door het UWV van WW op de overheidswerkgever
Het eigenrisicodragerschap voor overheidswerkgevers voor uitkeringen op grond van de werkloosheidswet (WW) blijft een bijzonder iets. Want wanneer is sprake van eigenrisicodragerschap?Volgens de Centrale Raad van Beroep (LJN: BN9713) eind 2010 is, nadat een persoon 5 maanden gewerkt heeft voor een overheidswerkgever, reeds sprake van eigenrisicodragerschap. Immers, zo overweegt de Raad, in artikel 79 WW staat dat verhaal voor de uitkeringen door het UWV plaatsvindt op de overheidswerkgever to...
Leestijd
Auteur artikel
Dirkzwager
Gepubliceerd
22 februari 2012
Laatst gewijzigd
16 april 2018