1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Vervaltermijn van artikel 31 lid 10 E-wet

Vervaltermijn van artikel 31 lid 10 E-wet

Artikel 31 lid 10 Elektriciteitswet 1998 (E-wet) schrijft voor dat de door de ACM vast te stellen voorwaarden dienen te bepalen dat vorderingen van de netbeheerder binnen twee jaar moeten worden ingesteld. In tegenstelling tot waar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in het arrest van 2 september 2014 van is uitgegaan,  bevatten de hiervoor bedoelde voorwaarden niet een dergelijk vervalbeding. Welke consequenties heeft dat?FeitenEen handelaar in groenvoedergewassen (hierna: de aangeslotene”) is...
Leestijd 
Auteur artikel Maarten Kole
Gepubliceerd 16 september 2014
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Artikel 31 lid 10 Elektriciteitswet 1998 (E-wet) schrijft voor dat de door de ACM vast te stellen voorwaarden dienen te bepalen dat vorderingen van de netbeheerder binnen twee jaar moeten worden ingesteld. In tegenstelling tot waar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in het arrest van 2 september 2014 van is uitgegaan,  bevatten de hiervoor bedoelde voorwaarden niet een dergelijk vervalbeding. Welke consequenties heeft dat?

Feiten
Een handelaar in groenvoedergewassen (hierna: de aangeslotene”) is rechtstreeks aangesloten op het middenspanningsnet van Enexis.  Het betreft een zogenaamde MS-D aansluiting (middenspanning distributienet).  Op enig moment is door Enexis vastgesteld dat zij bij de aangeslotene sinds 2000 een te laag tarief voor de aansluiting en het transport in rekening heeft gebracht, namelijk het tarief voor een zogenaamde MS-T aansluiting (middenspanning transportnet). Op 20 augustus 2009 heeft Enexis per brief aan de aangeslotene laten weten dat zij over de periode 1 januari 2007 tot en met 1 januari 2009 alsnog het juiste tarief in rekening wil brengen. Een bedrag van € 62.628,31 wordt alsnog gefactureerd.

De aangeslotene doet een beroep op het vervalbeding in artikel 31 lid 10 van de E-wet. Ook voert de aangeslotene aan dat er sprake is van rechtsverwerking.

Rechtbank
In eerste aanleg slaagt het beroep op rechtsverwerking. De rechtbank Arnhem acht het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Enexis overgaat tot het achteraf alsnog in rekening brengen van de extra kosten (ten onrechte gaat de rechtbank er daarbij overigens vanuit dat het om een vordering voor geleverde elektriciteit gaat). De rechtbank motiveert dat als volgt: professionele partijen hebben een groot belang bij een zorgvuldige en juiste afrekening; Enexis heeft geen verklaring gegeven voor de onjuiste tariefkeuze en voor het feit dat pas in augustus 2009 wordt meegedeeld dat een onjuist tarief in rekening is gebracht; de aangeslotene kon zelf geen verwijt worden gemaakt en de aangeslotene kon de juiste tarieven niet meer aan haar afnemers in rekening brengen.

Gerechtshof
In hoger beroep gaat het gerechtshof eerst in op de vraag of de aangeslotene een beroep toekomt op het vervalbeding zoals genoemd in artikel 31 lid 10 van de E-wet. Deze bepaling luidt:

“De voorwaarden, als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, bepalen dat een vordering tot betaling van een schuld van een afnemer ter zake van geleverde diensten als bedoeld in artikel 27, eerste lid, wordt gedaan binnen twee jaren nadat de vordering opeisbaar is geworden en dat bij gebreke daarvan de vordering vervalt. (…).”

Het gerechtshof stelt vast dat deze bepaling niet alleen ziet op zogenaamde kleinverbruikers (aansluitingen met een doorlaatwaarde van ten hoogste 3 x 80 Ampere), maar ook op grootverbruikers (aansluitingen met een doorlaatwaarde van meer dan 3 x 80 Ampere). De aangeslotene is een grootverbruiker.

Het gerechtshof gaat er vanuit dat deze bepaling voor netbeheerders de verplichting in het leven roept om in hun algemene leveringsvoorwaarden een dergelijk vervalbeding op te nemen. Het gerechtshof passeert het verweer van Enexis dat een dergelijk beding in haar algemene voorwaarden niet voorkomt. Omdat Enexis de toepasselijke voorwaarden niet in het geding heeft gebracht, neemt het gerechtshof simpelweg aan dat de voorwaarden van Enexis conform de wet zijn opgemaakt. Nu Enexis voor het eerst in de inleidende dagvaarding van 22 juli 2010 haar vordering heeft ingesteld, kan Enexis geen betaling meer vorderen van vorderingen die zien op de periode voor 22 juli 2008.

Voor de vorderingen die betrekking hebben op de periode vanaf 22 juli 2008 verwerpt het gerechtshof alsnog het beroep op rechtsverwerking. Het gerechtshof overweegt daarbij dat voor een verdergaande verkorting van de mogelijkheden van een netbeheerder om een vordering te innen, slechts onder zwaarwegende omstandigheden plaats is. Dergelijke omstandigheden doen zich hier niet voor.

Reactie op de beslissing
In tegenstelling tot waar het  gerechtshof vanuit gaat, verplicht de wetgever netbeheerders niet om in hun algemene voorwaarden een vervalbeding op te nemen. De ‘voorwaarden’  zoals bedoeld in deze bepaling zien niet op de algemene voorwaarden van de netbeheerders. Het gaat hier om de voorwaarden zoals vastgelegd in de zogenaamde codes (tarievencodes, technische codes en informatiecode). Dat zijn algemeen verbindende voorschriften die (thans) door de raad van bestuur van de Autoriteit Consument en Markt (“ACM”) worden vastgesteld. Voor de totstandkoming en vaststelling van de codes verwijs ik naar mijn artikel: “Technische codes zijn algemeen verbindende voorschriften”.

Een aangeslotene kan jegens de netbeheerder rechtstreeks een beroep doen op de bepalingen in deze codes. In de codes komt het vervalbeding zoals bedoeld in artikel 31 lid 10 van de Elektriciteitswet 1998 echter niet voor. Er is aldus niet voldaan aan dit wettelijke voorschrift. Het is onzeker welke consequenties dit heeft. De wetsbepaling laat aan duidelijkheid te wensen over. Betoogt zou kunnen worden dat artikel 31 lid 10 van de Elektriciteitswet zelf een vervalbeding bevat, waarop aldus rechtstreeks een beroep kan worden gedaan. Het is dan echter overbodig om voor te schrijven om het vervalbeding (ook) in de codes op te nemen. Het is daarom ook goed verdedigbaar dat de vervaltermijn alleen zou gelden indien deze in de codes was opgenomen.

De wetgever heeft voor ogen gehad dat een netbeheerder binnen twee jaar factureert. Voor zover zou worden aangenomen dat het vervalbeding door voormelde omissie niet van toepassing is, dan is deze termijn van twee jaar daarom wel een aspect dat in verband met het beroep op ‘rechtsverwerking’ zou kunnen worden meegewogen.