1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. “Verwachtingenclausules” bij subsidieverlening

“Verwachtingenclausules” bij subsidieverlening

Een subsidieontvanger heeft in geval van een subsidie voor langere duur (tenminste drie jaar) recht op een zekere bescherming. Bij beëindiging van de subsidie moet namelijk een redelijke termijn in acht worden genomen. Omdat het subsidieland momenteel in zwaar weer verkeert zijn er bestuursorganen die bij het verlenen van de subsidie al opnemen dat de subsidie een tijdelijk karakter heeft en dat hieraan geen gerechtvaardigde verwachtingen kunnen worden ontleend voor de toekomst. De vraag rijs...
Leestijd 
Auteur artikel Jasper Molenaar
Gepubliceerd 04 februari 2014
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Een subsidieontvanger heeft in geval van een subsidie voor langere duur (tenminste drie jaar) recht op een zekere bescherming. Bij beëindiging van de subsidie moet namelijk een redelijke termijn in acht worden genomen. Omdat het subsidieland momenteel in zwaar weer verkeert zijn er bestuursorganen die bij het verlenen van de subsidie al opnemen dat de subsidie een tijdelijk karakter heeft en dat hieraan geen gerechtvaardigde verwachtingen kunnen worden ontleend voor de toekomst. De vraag rijst hoe zich dit verhoudt met de rechtsbescherming van de subsidieontvanger. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) staat dergelijke verwachtingenclausules toe in een uitspraak van 24 juli 2013.

De redelijke termijn
Artikel 4:51 Awb bepaalt dat subsidie kan worden beëindigd of verminderd als sprake is van veranderde omstandigheden of van gewijzigde inzichten en de subsidieontvanger een “redelijke termijn” is gegund. Deze termijn dient ertoe om de subsidieontvanger in staat te stellen maatregelen te treffen om de gevolgen van de beëindiging van de subsidierelatie te ondervangen
(ABRvS 26 maart 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BC7627). Dat betekent dat de subsidieontvanger terughoudend zal moeten zijn met het aangaan van nieuwe langlopende verplichtingen. Ook zal gekeken moeten worden naar bestaande verplichtingen en kan er een noodzaak zijn om personeel vooruitlopend op de beëindiging te laten afvloeien.

Verwachtingenclausules
In geval van stopzetting wordt door subsidieontvangers vrijwel altijd gesteld dat geen redelijke termijn in acht wordt genomen. Er zijn door de jaren heen door subsidieverstrekkende organen verschillende constructies bedacht om een geslaagd beroep op de redelijke termijn zo veel mogelijk te beperken. Zo kan in de subsidie bijvoorbeeld worden opgenomen dat het slechts een projectsubsidie betreft en dat de gesubsidieerde activiteiten dus niet “voortdurend” zijn als bedoeld in artikel 4:51 Awb.

In voornoemde uitspraak van 24 juli 2013 ging het om een subsidieverstrekking voor de loonkosten van voormalige ID-banen. In het subsidiebesluit wordt aangegeven dat de subsidie een tijdelijk karakter heeft en geschiedt voor een periode van drie jaar. Die periode moet worden gebruikt om in samenspraak met de deelgemeenten tot een structurele oplossing te komen, zo blijkt uit het besluit. De ABRvS oordeelt om die reden dat in het besluit tot subsidieverlening in feite al de beëindiging van de subsidierelatie is aangekondigd. Dat betekent concreet dat de subsidieontvanger er vanaf dat moment al rekening mee dient te houden dat de subsidie na drie jaar niet ongewijzigd zal worden voortgezet. De “verwachtingenclausule” leidt er toe dat de subsidieontvanger geen beroep toekomt op artikel 4:51 Awb.

Aanbeveling
Het verdient aanbeveling om bij de subsidieverlening na te denken over het al dan niet inzetten van “verwachtingenclausules”. Jasper Molenaar, advocaat op de sectie Overheid & Vastgoed, is gespecialiseerd in subsidiezaken. Met regelmaat begeleidt hij subsidiërende organen bij subsidieverlening en stopzetting hiervan. Ook treedt hij geregeld op voor gesubsidieerde partijen die geconfronteerd worden met een beëindiging. Voor meer informatie kunt u contact opnemen.