1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Vordering uit hoofde van 403-verklaring achtergesteld?

Vordering uit hoofde van 403-verklaring achtergesteld?

Medio 2013 wees de Ondernemingskamer (‘OK’) beschikking in een geschil tussen een (groot) aantal belanghebbenden en de Staat der Nederlanden (de ‘Staat’) inzake de onteigening van SNS (ECLI:NL:GHAMS:2013:1966). Het geschil kwam neer op de vraag of de Staat al dan niet terecht gebruik had gemaakt van de hem op basis van de Wet op het financieel toezicht toekomende bevoegdheid door SNS uitgegeven effecten (en andere vermogensbestanddelen) te onteigenen. De OK werd gevraagd om een oordeel over d...
Leestijd 
Auteur artikel Eva Nass
Gepubliceerd 23 maart 2015
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Medio 2013 wees de Ondernemingskamer (‘OK’) beschikking in een geschil tussen een (groot) aantal belanghebbenden en de Staat der Nederlanden (de ‘Staat’) inzake de onteigening van SNS (ECLI:NL:GHAMS:2013:1966). Het geschil kwam neer op de vraag of de Staat al dan niet terecht gebruik had gemaakt van de hem op basis van de Wet op het financieel toezicht toekomende bevoegdheid door SNS uitgegeven effecten (en andere vermogensbestanddelen) te onteigenen. De OK werd gevraagd om een oordeel over de toelaatbaarheid van het onteigeningsbesluit, het ontbreken van enig aanbod tot schadeloosstelling in verband met de onteigening en de (financiële) afwikkeling daarvan in de meest ruime zin.

Een onderdeel van het tussen de Staat en de belanghebbenden gerezen geschil heeft betrekking op de 403-verklaring die in 1998 door SNS Reaal (als moedermaatschappij) ten behoeve van SNS Bank (als groepsmaatschappij) was afgegeven, namelijk in hoeverre belanghebbenden daar een beroep op konden doen. Kort gezegd had SNS Reaal door het afgeven van een 403-verklaring hoofdelijke aansprakelijkheid aanvaard voor de schulden uit rechtshandelingen van SNS Bank. De hoofdelijkheid die voortvloeit uit die 403-verklaring houdt in dat een schuldeiser van SNS Bank mag kiezen of hij voor een vordering uit rechtshandeling met SNS Bank verhaal zoekt bij SNS Bank (zijn oorspronkelijke contractpartij) of bij SNS Reaal. In het onderhavige geschil speelde een belangrijke rol dat in de verhouding tussen SNS Bank en een aantal van diens schuldeisers een achterstelling was overeengekomen. Op basis van die contractuele afspraken stond vast dat de vorderingen van die schuldeisers achtergesteld waren ten opzichte van concurrente schuldeisers van SNS Bank. De overeengekomen achterstellingen hebben betekenis voor (een aantal van) de belanghebbenden, omdat die achterstelling de rangorde bepaalt waarin de verschillende schuldeisers van SNS Bank (al dan niet) worden voldaan.

Vanwege de 403-verklaring hebben de schuldeisers van SNS Bank óók een vordering op SNS Reaal, namelijk op basis van de 403-verklaring. In het geschil kwam aan de orde of de achterstelling die in de verhouding schuldeiser – SNS Bank overeen was gekomen, doorwerkte in de verhouding die uit hoofde van de 403-verklaring tussen schuldeiser – SNS Reaal bestond. Of er sprake is van doorwerking is van belang, omdat daardoor de rangorde tussen de schuldeisers van SNS Reaal wordt bepaald.

In zijn beschikking oordeelt de OK (onder meer) dat inderdaad sprake is van doorwerking. Aan die beslissing legt de OK de overweging ten grondslag dat (i) de 403-verklaring naar objectieve maatstaven moet worden uitgelegd, (ii) dat uit de overeenkomsten waarin de achterstelling was opgenomen niet blijkt dat SNS Bank de achterstelling heeft willen beperken tot vorderingen op haarzelf voor het geval er een tweede debiteur zou bestaan en (iii) dat de 403-verklaring op dat punt niets toevoegt aan die overeenkomsten. Van een tweede debiteur was sprake, op basis van de 403-verklaring was immers ook SNS Reaal aansprakelijk jegens schuldeisers van SNS Bank. Dit oordeel van de OK betekent dat de achterstellingen niet alleen gelden ten opzichte van concurrente crediteuren van SNS Bank, maar ook ten opzichte van concurrente crediteuren van SNS Reaal. Tegen (onder meer) dat oordeel van de OK is door de minister van Financiën beroep in cassatie ingesteld. Inmiddels heeft de Hoge Raad arrest gewezen (ECLI:NL:HR:2015:661).

De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de OK op het punt van de doorwerking van de achterstellingen. Volgens de Hoge Raad volgt uit een objectieve uitleg van de 403-verklaring niets meer dan dat SNS Reaal hoofdelijke aansprakelijkheid heeft aanvaard voor de schulden van SNS Bank. Dat betekent dat schuldeisers van SNS Bank hun vorderingen (ook) op het vermogen van SNS Reaal kunnen verhalen. Dat brengt niet mee dat SNS Reaal gerechtigd is om tussen die schuldeisers enig onderscheid te maken indien zij niet in staat is om (volledig) aan haar verplichtingen te voldoen, waaronder de verplichtingen die zij uit hoofde van de 403-verklaring op zich heeft genomen. Omdat een overeenkomst van achterstelling in de verhouding tussen de schuldeisers van SNS Bank en SNS Reaal ontbreekt geldt het algemene uitgangspunt van gelijkheid van crediteuren. Dit betekent dat de schuldeisers van SNS Bank niet achtergesteld zijn ten opzichte van de (andere) concurrente crediteuren van SNS Reaal.