1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Vrijheid bij vaststellen planbegrenzing begrensd; handhavingsperikelen zijn niet planologisch relevant

Vrijheid bij vaststellen planbegrenzing begrensd; handhavingsperikelen zijn niet planologisch relevant

Het vaste jurisprudentie dat de raad beleidsruimte toekomt bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. In de praktijk komt het dan ook niet zo vaak voor dat met succes wordt opgekomen tegen de vaststelling van de begrenzing van het plangebied. In een uitspraak van 6 december 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3350) heeft de Afdeling de raad van de gemeente Veendam wel teruggefloten ten aanzien van de vastgestelde grens. Wat was het geval?Gerede twijfelDe raad heeft uiteindelijk het perce...
Leestijd 
Auteur artikel Jasper Molenaar
Gepubliceerd 13 december 2017
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Het vaste jurisprudentie dat de raad beleidsruimte toekomt bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. In de praktijk komt het dan ook niet zo vaak voor dat met succes wordt opgekomen tegen de vaststelling van de begrenzing van het plangebied. In een uitspraak van 6 december 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3350) heeft de Afdeling de raad van de gemeente Veendam wel teruggefloten ten aanzien van de vastgestelde grens. Wat was het geval?

Gerede twijfel
De raad heeft uiteindelijk het perceel van een agrariër buiten het bestemmingsplan gelaten dat voor het buitengebied is vastgesteld. Opmerkelijk daarbij is dat het ontwerpbestemmingsplan wél voorzag in een regeling voor het agrarische bedrijf. Uiteindelijk heeft de raad bij de vaststelling als gevolg van bezwaren van omwonenden het perceel echter buiten het plan gehouden, omdat er volgens de raad twijfels zijn over de legaliteit van het bedrijf. Sinds juli 2016 wordt er namelijk handhavend tegen het bedrijf van de agrariër opgetreden vanwege overtreding van de omgevingsvergunning “milieu”. Dit laat ruimte voor gerede twijfel, aldus de raad.

Oordeel Afdeling
Bij het beoordelen van de beroepsgronden schetst de Afdeling allereerst het inmiddels bekende kader: de raad komt beleidsruimte toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze ruimte strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Vervolgens constateert de Afdeling dat het perceel van de agrariër geheel wordt omsloten door gronden die wél in het plan zijn opgenomen. In feite is het perceel van de agrariër uit het bestemmingsplan Buitengebied geknipt. De Afdeling is van oordeel dat de raad geen omstandigheden heeft aangedragen die de planbegrenzing van het perceel van appellant uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening rechtvaardigen. Het door de raad genoemde handhavend optreden is in dit verband niet van belang, nu dat betrekking heeft op het al dan niet naleven van de voorschriften van de omgevingsvergunning “milieu” door het bedrijf. Bij de vaststelling van het plan had de raad de planologische aanvaardbaarheid van het bedrijf op die locatie moeten beoordelen en op basis daarvan voor het bedrijf moeten voorzien in een planologische regeling. Door dit na te laten heeft de raad het plan in zoverre vastgesteld in strijd met artikel 3.1 lid 1 Wro, aldus de Afdeling.

Nieuw besluit en het daarbij in acht te nemen uitgangspunt
De Afdeling draagt de raad op een nieuw besluit te nemen en geeft het navolgende mee. In beginsel dient legaal bestaande bebouwing en legaal bestaand gebruik als zodanig in het bestemmingsplan te worden bestemd. Als nieuwe planologische inzichten daartoe aanleiding geven en het belang bij de beoogde nieuwe bestemming zwaarder weegt dan de gevestigde rechten en belangen, kan uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening daarvan worden afgezien. In dat geval kan het bestaande legale bouwwerk en/of het bestaande legale gebruik onder het overgangsrecht worden gebracht, mits de raad aannemelijk maakt dat het bouwwerk en/of het gebruik binnen de planperiode wordt verwijderd en/of beëindigd. Het overgangsrecht beoogt immers een tijdelijke situatie te overbruggen.

Commentaar
De uitspraak onderstreept nog eens dat het al dan niet naleven van een omgevingsvergunning “milieu” planologisch niet relevant is. Dat verbaast mij niet, want dit is een handhavingskwestie. Dit speelt in beginsel geen rol in het planologische spoor. De raad had dan ook gewoon voor het betreffende agrarische bedrijf een planologische regeling moeten opnemen in dit plan. Daarbij ligt het voor de hand om aan te sluiten bij het voorheen (in een beheersverordening) geldende regime. Als die regeling “op basis van nieuwe planologische inzichten” te ruim is dan kan de raad die inperken door het bedrijf al dan niet gedeeltelijk onder het overgangsrecht te brengen.

Heeft u vragen over de verhouding tussen een milieuvergunning en het bestemmingsplan? Neem dan contact op met Jasper Molenaar.