1. Inleiding
Er is geen huisartsenpost in Nederland waar huisartsen die bij deze post aangesloten zijn geen gebruik maken van (externe) waarnemers. Niet elke huisarts wil of kan ten slotte zijn diensten allemaal zelf vervullen. Tot op heden bestond onder huisartsen(posten) het idee dat het voor een huisartsenpost zelf niet uitmaakt of er waarnemers rondlopen op de post. Als de diensten maar vervuld worden. Hoe dat wordt geregeld is de verantwoordelijkheid van de aangesloten huisartsen. Toch heeft de inzet van waarnemers wel degelijk (juridische) gevolgen voor de huisartsenpost. In deze bijdrage wordt gewaarschuwd voor het niet-vrijblijvende karakter van de ‘relatie’ waarnemer-huisartsenpost.
2. Verplichtingen huisartsenpost op grond van de Kwaliteitswetgeving
Op grond van de Kwaliteitswet zorginstellingen heeft een huisartsenpost de verplichting om toe te zien op de kwaliteit van zorg op de post. Daartoe moet de huisartsenpost de zorg zodanig organiseren dat er ook verantwoorde zorg aan patiënten kan worden verleend. Als huisartsen tekortschieten in de zorgverlening is het nodig dat een huisartsenpost zonodig aanwijzingen aan een huisarts kan geven. Tegelijkertijd heeft een huisartsenpost niet zoveel bevoegdheden dat de professionele autonomie van huisartsen kan worden aangetast.
In samenwerking met de KNMG heeft de VHN in 2008 een modelprotocol ‘Disfunctionerende huisarts op de huisartsenpost’ opgesteld. Het protocol van VHN en KNMG voorziet in een procedure bij het vermoeden van een disfunctionerende huisarts die bij de huisartsenpost is aangesloten. Onder disfunctioneren wordt verstaan een structurele situatie van onverantwoorde zorg, waarin een patiënt wordt geschaad of het risico loopt te worden geschaad en waarbij de betreffende arts niet (meer) in staat of bereid is zelf de problemen op te lossen.Van disfunctioneren is ook sprake als een arts niet of onvoldoende in staat is tot collegiale samenwerking.
Het protocol kent een ‘gelaagde’ aanpak. Huisartsen die problemen met een andere huisarts ervaren moeten dit eerst met de betreffende huisarts bespreken. Doen zij dit niet dan handelen zij in strijd met de gedragsregels voor artsen van de KNMG en zijn zij mogelijk aansprakelijk aansprakelijk in de interne tuchtprocedure van de KNMG bij de Raad voor de Tuchtrechtspraak. Medewerkers (niet-huisartsen) die problemen ervaren met een huisarts moeten dit bij voorkeur ook eerst met de betreffende huisarts bespreken, maar kunnen dit daarnaast ook met een daartoe aangewezen vertrouwenspersoon doen, als zij er moeite mee hebben de problematiek met de arts zelf te bespreken.
Blijven de aanwijzingen voor disfunctioneren na het gesprek met de huisarts bestaan, dan kunnen de vermoedens over het disfunctioneren worden gemeld aan een functionaris van de huisartsenpost die dit onderwerp in zijn takenpakket heeft. Dit kan bijvoorbeeld een lid van de kwaliteitscommissie van de huisartsenpost zijn. Volgens het protocol van VHN en KNMG mag deze functionaris met de betreffende huisarts, indien daartoe na onderzoek reden voor is, een verbetertraject afspreken. Deze maatregel moet ook worden gemeld bij het bestuur van de huisartsenpost. In ernstige gevallen moet overwogen worden van het disfunctioneren ook een melding te doen bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Een dergelijke beslissing moet door het bestuur van een huisartsenpost worden genomen.
Tot slot voorziet het protocol in een (Landelijke) Commissie van Advies. Deze commissie kan worden ingeschakeld als de huisarts en de verantwoordelijke functionaris en/of het bestuur van de huisartsenpost van inzicht verschillen over de vraag of er sprake is van disfunctioneren, over de treffen maatregelen of als het afgesproken verbetertraject door de huisarts niet wordt nageleefd. De Commissie brengt advies uit. Vervolgens neemt het bestuur van de huisartsenpost een beslissing. Sanctiemogelijkheden zijn een (schriftelijke) waarschuwing, het verbinden aan voorwaarden aan de overeenkomst tussen huisarts en huisartsenpost, het opzeggen van de samenwerkings/deelnemersovereenkomst met de huisarts en/of het informeren van de zorgverzekeraar.
Op zichzelf bindt het protocol van de VHN de huisartsenposten niet. Dat neemt niet weg dat het protocol voor leden van de VHN desondanks een verplichtend karakter heeft. Leden moeten wel een regeling treffen voor disfunctionerende huisartsen. Zij doen daar mede in het licht van de verplichtingen die de Kwaliteitswet zorginstellingen aan hen oplegt overigens ook goed aan. Huisartsenposten hoeven de regeling echter niet ongewijzigd over te nemen. Zij kan worden aangepast aan de locale omstandigheden.
3. Positie waarnemers
Vraag is nu in hoeverre waarnemers eveneens volgens deze regeling voor vermeend disfunctionerende huisartsen moeten worden beoordeeld. In mei 2009 hebben de VHN en de LHV een handreiking opgesteld over waarnemers op de huisartsenpost. Deze handreiking heeft voor huisartsenposten slechts een adviserend karakter en bevat dus geen voorschriften. Kort gezegd adviseren VHN en LHV in deze handreiking dat huisartsenposten ter borging van de kwaliteit van zorg er beter aan doen waarnemers strenger te selecteren en adviseren daarvoor een acceptatieprocedure in het leven te roepen. In de handreiking worden verschillende suggesties gedaan, zoals welke zaken in ieder geval gecontroleerd moeten worden (onder andere kopie HVRC-registratie) en naar welke zaken eveneens gevraagd zou kunnen worden (CV, relevante referenten). Andere zaken die in de toelatingsprocedure een rol zouden kunnen spelen zijn een gesprek met referent, kennismakingsgesprek met de waarnemer en het latentekenen van een toelatingsovereenkomst. De handreiking bevat verder aanbevelingen over de wijze waarop een waarnemer ingewerkt en geïnstrueerd kan worden.
In de handreiking wordt ervoor gepleit om te werken met een vaste groep waarnemers, omdat op die manier het zicht op de groep zorgverleners en daarmee op de kwaliteit van de zorginstelling zou worden vereenvoudigd. Verder raden de betrokken organisaties aan om de kennis en ervaring van waarnemers te benutten door hen op verschillende manieren meer te betrekken bij het reilen en zeilen van de huisartsenpost. Opmerkelijk is dat de opstellers van de handreiking vinden dat het modelprotocol ‘Disfunctionerende huisarts op de huisartsenpost’ geldt in situaties waarin waarnemers disfunctioneren. Onomwonden stelt de handreiking ‘het protocol is van toepassing op zowel de aangesloten huisartsen als de waarnemers en wordt beschouwd als onderdeel van deze handreiking’.
Dit laatste gaat (te) ver. Voor huisartsen met een eigen praktijk die een samenwerkings-/deelnemersovereenkomst met een huisartsenpost hebben, is het noodzakelijk dat er een ‘zware procedure’ wordt gehanteerd, als het vermoeden bestaat dat iemand disfunctioneert. Een deelnemende huisarts is immers afhankelijk van de waarneemregeling die via de huisartsenpost getroffen wordt. Niet alleen vanwege het feit dat hij tegenwoordiger vrijwel uitsluitend via een huisartsenpost de 24-uurszorg voor zijn patiënten kan regelen, maar ook omdat hij alleen op deze wijze kan waarborgen dat hij voldoende diensten draait om zijn herregistratie als huisarts zeker te kunnen stellen. Met waarnemers hebben de meeste huisartsenposten in de regel geen juridische relatie (tot op heden). Het doet dan merkwaardig aan dat er een zware opzeggingsprocedure gevolgd zouden moeten worden, wanneer een waarnemer disfunctioneert.
4 Uitspraak Gerechtshof Amsterdam
Een recente uitspraak van het hof in Amsterdam uit 2011 laat echter zien dat ondanks het ontbreken van een juridische relatie tussen huisartsenpost en waarnemer, een huisartsenpost toch zomaar van een waarnemer afkan. Het hof is met de voorzieningenrechter in eerste aanleg van oordeel dat ook wanneer een huisartsenpost geen overeenkomst of andere juridische relatie met een waarnemer heeft, tegenover waarnemers ‘de zorgvuldigheid’ in acht moet worden genomen ‘die in het maatschappelijk verkeer’ betaamt. Wat dit in een concreet geval inhoudt, zal volgens het hof moeten worden beoordeeld op basis van de omstandigheden van dat geval. In ieder geval komt daarbij ‘mede betekenis toe aan door de betrekkelijke beroepsgroep opgestelde protocollen, handreikingen en aanbevelingen’. Daarmee is het verband met het hierboven beschreven protocol en de handreiking van VHN c.s. gelegd.
Uit de uitspraak kan in ieder geval worden afgeleid dat de volgende omstandigheden een rol spelen bij beantwoording van de vraag wanneer iemand van een huisartsenpost geweerd kan worden:
- de aard van het incident dat aanleiding vormt voor het ontzeggen van de toegang;
- de periode waarin een waarnemer voor de betreffende huisartsenpost werkt of heeft gewerkt;
- is er voldoende hoor en wederhoor toegepast: is de waarnemer voldoende in de gelegenheid gesteld om zijn visie op het incident te belichten, zodat het incident op waarde kan worden geschat?
- In hoeverre is verdere samenwerking na de gebeurtenis nog mogelijk?
- In hoeverre wordt de waarnemer door het ontzeggen van de toegang geschaad?
In dit concrete geval vond het hof weliswaar dat de aard van het incident, gelet op de periode waarin de betreffende waarnemer op deze huisartsenpost werkzaam was geweest, op zichzelf geen beëindiging rechtvaardigde. Ook was het hof van mening dat de huisartsenpost de waarnemer onvoldoende in de gelegenheid had gesteld om zijn visie op het gebeurde te geven. Toch vond het hof dat de huisartsenpost deze waarnemer terecht de toegang had ontzegd. De huisartsenpost had voldoende aannemelijk gemaakt dat er geen basis meer was voor een verdere samenwerking met deze waarnemer. Volgens het hof is een goede vertrouwensrelatie noodzakelijk om de patiënten de vereiste kwaliteit van zorg te kunnen verlenen. Nu er geen vertrouwen meer was en de waarnemer bovendien ook elders waarnam, oordeelde het hof dat de in eerste aanleg gevorderde voorlopige voorziening om weer te worden toegelaten alsnog moest worden afgewezen.
5 Tot slot
Huisartsen hoeven hun relatie met waarnemers niet (juridisch) te formaliseren. Ook wanneer er geen juridische relatie is, kan een huisartsenpost een waarnemer echter niet zomaar de toegang ontzeggen. De verplichtingen gaan niet zover dat het protocol ‘disfunctionerende huisartsen’ van VHN en KNMG één op één behoort te worden toegepast bij waarnemers. Desalniettemin moet er in ieder geval een goede reden zijn voor die ontzegging en moet er hoor en wederhoor worden toegepast. Van belang is dat een huisartsenpost later kan aantonen dat er zorgvuldig gehandeld is. Soms gelden er zwaardere eisen alvorens opzegging mogelijk is, bijvoorbeeld als de waarnemer financieel afhankelijk is van het werken op de post of indien er nog mogelijkheden zijn voor samenwerking.
Huisartsenposten moeten zich er rekenschap van geven dat de relatie met waarnemers niet geheel vrijblijvend is. Mede gelet op het feit dat de inzet van waarnemers ook risico’s voor de huisartsenpost mee kan brengen bij een eventuele aansprakelijkstelling (zie HAP-krant nr. 1), verdient het aanbeveling dat huisartsenposten een bewust(er) waarnemersbeleid gaan hanteren.
Artikel downloaden of printen? Klik hier voor de pdf-versie.
Waarnemers op de HAP: geen vrijheid-blijheid
1. InleidingEr is geen huisartsenpost in Nederland waar huisartsen die bij deze post aangesloten zijn geen gebruik maken van (externe) waarnemers. Niet elke huisarts wil of kan ten slotte zijn diensten allemaal zelf vervullen. Tot op heden bestond onder huisartsen(posten) het idee dat het voor een huisartsenpost zelf niet uitmaakt of er waarnemers rondlopen op de post. Als de diensten maar vervuld worden. Hoe dat wordt geregeld is de verantwoordelijkheid van de aangesloten huisartsen. Toch he...
Leestijd
Auteur artikel
Luuk Arends
Gepubliceerd
27 april 2011
Laatst gewijzigd
16 april 2018