1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Wanneer is sprake van onrechtmatige publicaties?

Wanneer is sprake van onrechtmatige publicaties?

Wanneer zijn publicaties diffamerend, onnodig grievend en onrechtmatig? De vrijheid van meningsuiting is een groot goed. Dit is een Nederlands en Europees grondrecht. Daar staat tegenover dat eenieder recht heeft op bescherming van zijn of haar reputatie en privacy. Voor de vraag of een publicatie (on)toelaatbaar is, moet telkens een belangenafweging worden gemaakt. De rechter heeft hierin het laatste woord.Juridisch kaderEen beperking van de vrijheid van meningsuiting kan volgens artikel 10...
Leestijd 
Auteur artikel Joost Becker
Gepubliceerd 06 juni 2016
Laatst gewijzigd 16 april 2018

Wanneer zijn publicaties diffamerend, onnodig grievend en onrechtmatig? De vrijheid van meningsuiting is een groot goed. Dit is een Nederlands en Europees grondrecht. Daar staat tegenover dat eenieder recht heeft op bescherming van zijn of haar reputatie en privacy. Voor de vraag of een publicatie (on)toelaatbaar is, moet telkens een belangenafweging worden gemaakt. De rechter heeft hierin het laatste woord.


Juridisch kader


Een beperking van de vrijheid van meningsuiting kan volgens artikel 10 lid 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens alleen worden toegestaan, indien die beperking bij wet is voorzien. In de Nederlandse wet staat (onder meer in artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek) dat men niet onrechtmatig mag handelen jegens een ander. Dit is dus bij wet voorzien. Bovendien moet een inperking van de vrijheid van meningsuiting proportioneel en noodzakelijk zijn in een democratisch samenleving ter bescherming van de bepaalde belangen (zoals iemands goede naam of privacy).


Bij beoordeling van de vraag of een publicatie onrechtmatig is, dient volgens de jurisprudentie - die zeer casuïstisch is - altijd een belangenafweging plaats te vinden, uitgaande van alle omstandigheden van het geval.


Twee belangen staan daarbij tegenover elkaar; enerzijds het belang dat een betrokkene - degene over wie wordt gepubliceerd - om door publicaties niet te worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen (dus ongewenste negatieve publiciteit), anderzijds de uitingsvrijheid of de vrijheid om bepaalde misstanden aan de kaak te stellen. Er bestaat geen rangorde tussen de grondrechten. Welke het zwaarste weegt, hangt af van de omstandigheden van het geval.


Volgens de jurisprudentie mogen meegewogen worden:


‘a. de aard van de gepubliceerde verdenkingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die verdenkingen betrekking hebben;


b. de ernst – bezien vanuit het algemeen belang – van de misstand welke de publicatie aan de kaak beoogt te stellen;


c. de mate waarin ten tijde van de publicatie de verdenkingen steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal;


d. de inkleding van de verdenkingen, gezien in verhouding tot de onder a – c genoemde factoren;


e. de mate van waarschijnlijkheid dat, ook zonder de verweten publicatie via de pers, in het algemeen belang het nagestreefde doel langs andere, voor de wederpartij minder schadelijke wegen met een redelijke kans op succes bereikt had kunnen worden;


f. een mogelijke beperking van het door de perspublicatie te veroorzaken nadeel voor degene die erdoor wordt getroffen, in verband met de kans dat het betreffende stuk, ook zonder de verweten terbeschikkingstelling aan de pers, in de publiciteit zou zijn gekomen.’


Aard van de publicatie


De publicatie kan ernstige of minder ernstige verdachtmakingen, beschuldigingen of onjuiste dan wel onvolledige feiten of suggesties bevatten. Het is de vraag of de belangen van de betrokkene daardoor op ernstige wijze worden aangetast. Niet alleen aantasting van de eer of goede naam, maar ook de geloofwaardigheid, integriteit of reputatie van een betrokkene kan worden geschaad. Dat kan aanleiding zijn om de publicatie als onrechtmatig te kwalificeren. Dat geldt temeer indien de publicatie voor de betrokkene verderstrekkende schadelijke gevolgen heeft. Ook indien meningen worden geventileerd in een publicatie, kunnen die onder omstandigheden onrechtmatig zijn.


Misstanden


De vraag is welke misstanden aan de kaak gesteld worden. Indien een groot algemeen belang is gediend met het aan de kaak stellen van een bepaalde misstand, of het blootleggen van gesjoemel, fraude of andere verdachte praktijken, kan dat een aanwijzing zijn dat de publicatie daarover eerder gerechtvaardigd is, maar dat hoeft niet zo te zijn. Andersom geldt dat bij roddel en achterklap, een algemeen belang niet altijd gediend wordt.


Als het beoogde belang ook op een voor de betrokkene minder schadelijke wijze kan worden bereikt, dient dat onder omstandigheden meegenomen te worden in de beoordeling (zie hierboven, sub e).


Inkleding uiting


Er is een onderscheid tussen het weergeven van feiten enerzijds en een mening anderzijds. Een mening weergeven, ook die van een ander, mag sneller (zonder onderzoeksplicht, zie hierna), zeker indien duidelijk is van wie de mening afkomstig is en waarop men zijn of haar mening baseert. Echter, ook meningen en waardeoordelen kunnen inbreuk maken op iemands persoonlijke levenssfeer. Het onderscheid tussen enerzijds feiten en anderzijds meningen is van belang omdat bij feitelijke beweringen geëist kan worden dat men de juistheid of minstens de aannemelijkheid ervan kan aantonen.


De aard en het karakter van het verspreidende medium en de werkwijze daarvan mogen ook mee beoordeeld worden. Zo kan meespelen dat het gekozen medium een groter (en dus naar het oordeel van de betrokkene) schadelijker bereik heeft.


Feitenmateriaal


De mate waarin uitlatingen steun vinden in de feiten, is een belangrijke toets voor de vraag of een publicatie mag of niet. Een verbod op publicatie van (kranten- of tijdschrift) artikelen en boeken of een online bericht zal eerder mogelijk zijn, indien voor bepaalde beweringen geen of onvoldoende steun is te vinden in de feiten.


De eis die in het strafrecht geldt, namelijk dat er ‘wettig en overtuigend’ bewijs moet zijn geleverd, geldt echter niet in civiele procedures. De vraag is steeds of hetgeen wordt gesteld of gesuggereerd in de berichtgeving voldoende feitelijke basis heeft. De juistheid van de feiten hoeft dan ook niet steeds onomstotelijk komen vast te staan.


Deze regels gelden in beginsel ook voor beweerdelijk onterechte beschuldigingen, of grievende uitingen.


Voor wat betreft de vraag of de feiten steeds volledig moeten zijn weergegeven, geldt dat daarbij niet altijd alle nuances hoeven te worden vermeld. Echter, indien zeer belangrijke feiten (bewust) worden weggelaten, zal er in beginsel eerder sprake zijn van een onrechtmatige daad.


Onderzoeksplicht


Hoe ver strekt de in acht te nemen zorgvuldigheid aangaande een publicatie? Moet men eerst onderzoek doen naar de feiten? In hoeverre kan dit achterwege gelaten worden? Dit zijn vragen die een rol kunnen spelen bij de beantwoording van de toelaatbaarheid van een bepaalde mededeling aan het publiek.


In beginsel gaat de onderzoeksplicht minder ver indien men uit betrouwbare of gezaghebbende bronnen kan putten. Echter, hoe ernstiger de uitlatingen zijn, hoe eerder een onderzoeksplicht mag worden aangenomen. Het hangt er dus sterk vanaf welke bronnen er worden gebruikt of naar welk 'bewijs' wordt verwezen in de berichtgeving.


Publieke figuur

Bij de afweging van de belangen mag de rechter ook rekening houden met de bekendheid van de klager. Dit hangt samen met de vraag of er voldoende steun bestaat voor de berichtgeving in de feiten.


Indien men bijvoorbeeld (tot op zekere hoogte) een bekend figuur is, ook in verband met de aard en het onderwerp van de publicatie, kan verlangd worden dat men ‘een dikkere huid’ heeft. Dat geldt zeker indien men, aangaande de feiten waarover gepubliceerd wordt, al eerder (in verschillende media) in verband is gebracht met dezelfde of vergelijkbare kwesties.


Hoor en wederhoor


Of hoor- en wederhoor moet worden toegepast, hangt af van de omstandigheden van het geval. Soms is wederhoor geboden, soms is reeds voldoende gelegenheid geboden tot het geven van een weerwoord, maar daarvan geen gebruik gemaakt. Wat redelijk is, hangt ook sterk samen met de aard van de publicatie. Het kan ook meewegen bij de vraag of de publicatie zorgvuldig is tot stand gekomen.


Portretrechten


Soms wordt bij een artikel of uitgave iemands foto of beeltenis geplaatst. Dan speelt het portretrecht. Het portretrecht biedt bescherming tegen aantasting van de persoonlijke levenssfeer. Het antwoord op de vraag of de publicatie van een portret inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer, hangt ook af van een belangenafweging aan de hand van de omstandigheden van het geval. Als sprake is van een redelijk belang van de geportretteerde om zich tegen de openbaarmaking te verzetten, kan het gebruik van het portret worden tegengegaan. Wordt men met naam en toenaam genoemd in een artikel of op een web-pagina, dan kan bovendien eenvoudig een link gelegd worden tussen degene over wie wordt gepubliceerd en zijn of haar persoon.


In sommige gevallen is iemands identiteit minder eenvoudig vast te stellen, of wordt men geanonimiseerd. Dan nog is de vraag of er desalniettemin een koppeling gelegd kan worden met degene over wie gepubliceerd wordt en of de publicatie daarom alsnog onrechtmatig is.


Rechtsmaatregelen


Indien de conclusie is dat een publicatie onrechtmatig is, kan daarop een verbod worden gevorderd of een rectificatie. Vaak gebeurt dit via een kort geding procedure, ingeleid met een dagvaarding, waarbij het proces wordt aangebracht bij de voorzieningenrechter. Vorderingen tot verwijdering of vernietiging van materiaal - ook op internet en social media - is onder omstandigheden ook mogelijk in zo'n proces. Er kunnen ook dwangsommen gevorderd worden


Schadevergoeding, immateriële schade of smartengeld behoort eveneens tot de mogelijkheden.


Ten slotte is het mogelijk om een klachtprocedure bij de Raad voor de Journalistiek te starten.


Conclusies


Uit het voorgaande blijkt dat de beoordeling of een publicatie onrechtmatig is, afhangt van zeer veel factoren. Duidelijk is dat verschillende belangen in acht genomen moeten worden, bezien in het licht van de feiten en de aard van de publicatie, en hoe deze is tot stand gekomen. De rechtspraak is zeer casuïstisch. Per zaak zal door de rechtbank moeten worden uitgemaakt of er wel of geen sprake is van een (on)toelaatbare publicatie.


Vraagt u zich af of uw publicatie over iemand anders door de beugel kan? Of wilt u een publicatie laten toetsen op de vraag of deze al dan niet onrechtmatigheid, neem dan contact met ons op.


Joost Becker, advocaat internetrecht