Inleiding
Wanneer een vennootschap schade wordt toegebracht door een derde, kunnen de aandelen in waarde verminderen. De schade die een aandeelhouder lijdt door de waardevermindering van haar aandelen wordt afgeleide schade genoemd, omdat deze waardevermindering het gevolg is van schade die aan de vennootschap is toegebracht. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat een gedupeerde aandeelhouder in beginsel géén aanspraak kan maken op vergoeding van zijn afgeleide schade en het enkel de vennootschap is die vergoeding van de geleden schade kan vorderen van de schadeveroorzaker.
Deze strikte leer weerhoudt sommige aandeelhouders er niet van om tóch te proberen hun afgeleide schade vergoed te krijgen, dan wel een alternatieve vordering te construeren die materieel tot hetzelfde resultaat zou moeten leiden. Dat laatste was aan de orde in een zaak die leidde tot een recent arrest van het Hof Amsterdam. Een aandeelhouder dagvaardde de partij die schade zou hebben toegebracht aan de vennootschap en stelde een vordering tot schadevergoeding in, te betalen aan de vennootschap.
In dit artikel bespreek ik het leerstuk van afgeleide schade, de beoordeling van het Hof Amsterdam en de (on)mogelijkheid van de gedupeerde aandeelhouder om zijn schade vergoed te krijgen.
Afgeleide schade
De hoofdregel uit het arrest Poot/ABP leert – kort gezegd – dat het de vennootschap is die schadevergoeding kan vorderen van de derde die de schade heeft veroorzaakt en dat een gedupeerde aandeelhouder in dat verband de schadeveroorzaker niet kan aanspreken voor vergoeding van zijn afgeleide schade.
Deze regel kent twee uitzonderingen. Als de derde jegens de aandeelhouder een specifieke zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden, waarbij de derde de aandeelhouder opzettelijk heeft willen benadelen, dan lijdt de aandeelhouder zelf schade. Van afgeleide schade is dan geen sprake meer, waardoor hij de schadeveroorzaker wél kan aanspreken voor vergoeding van de door hem geleden schade. De tweede uitzonderingssituatie komt voor uit het arrest Kip/Rabo. Naast de eis van specifiek onrechtmatig handelen jegens de gedupeerde aandeelhouder, zou voor het rechtstreeks vorderen van schadevergoeding van de schadeveroorzaker nodig zijn dat de schade een definitief karakter heeft gekregen. Dat houdt in dat de schade niet meer kan worden weggenomen door het instellen van een vordering door de vennootschap. Beide uitzonderingen zijn niet snel aan de orde, waardoor de gedupeerde aandeelhouder vaak geen vorderingsrecht toekomt.
Oordeel Hof Amsterdam
Aannemelijk is dat uitzonderingen voor de gedupeerde aandeelhouder in deze zaak ook niet op gingen, waardoor hij zich genoodzaakt zag om op een andere manier zijn (afgeleide) schade vergoed te krijgen. Hij probeerde dit te doen door te vorderen dat de schadeveroorzakers, in dit geval de bestuurders van de vennootschap, een schadevergoeding aan de vennootschap moesten betalen.
Met andere woorden: de aandeelhouder vorderde namens de vennootschap vergoeding van de schade die de vennootschap geleden had door het handelen van de bestuurders. Voor de duidelijkheid: de vennootschap was geen partij in de procedure. Bij toewijzing van de vordering zou de aandeelhouder gebaat zijn, aangezien dat de waardevermindering van zijn aandelen (gedeeltelijk) zou compenseren.
Het Hof overwoog dat het instellen van een dergelijke vordering tot schadevergoeding door een aandeelhouder slechts mogelijk zou zijn, wanneer de vordering door de vennootschap aan de aandeelhouder zou zijn overgedragen of wanneer de aandeelhouder uit hoofde van lastgeving bevoegd zou zijn om de vordering te incasseren. Daarvan was in bedoeld geval geen sprake. Het ontbrak de aandeelhouder dan ook aan de bevoegdheid om namens de vennootschap, een derde die geen partij was in het geding, schadevergoeding te vorderen.
Conclusie
Het blijft voor de gedupeerde aandeelhouder een zware opgave om met succes vergoeding van schade te vorderen die door de vennootschap werd geleden, in een situatie waarin de vennootschap zelf nalaat om een vordering in te stellen. Is hij dan compleet machteloos als de uitzonderingen niet opgaan? Niet helemaal. Wat een aandeelhouder eventueel nog zou kunnen doen, is proberen het bestuur van de vennootschap te bewegen tot het instellen van een schadevergoedingsactie jegens de schadeveroorzaker, zo nodig door in kort geding een daartoe strekkend gebod of bevel te vorderen. In het geval dat de derde die de vennootschap schade heeft berokkend een bestuurder is, zoals in het besproken arrest aan de orde was, dan zou onder omstandigheden het starten van een zogenaamde enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer een mogelijkheid kunnen zijn. Een belangrijke beperking is hierbij evenwel dat de aandeelhouder in een dergelijke procedure geen directe vordering tot schadevergoeding kan instellen.
Heeft u vragen of advies nodig met betrekking tot afgeleide schade? Neem dan contact op met Iris van Geel // vangeel@dirkzwager.nl // 024 – 381 31 07 // 06 21 38 62 26