1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Werkgevers in Metalelektro opgelet: verplichte deelneming in bedrijfstakpensioenfonds ligt sneller op de loer dan (wellicht) gedacht

Werkgevers in Metalelektro opgelet: verplichte deelneming in bedrijfstakpensioenfonds ligt sneller op de loer dan (wellicht) gedacht

Ondernemingen in een bepaalde bedrijfstak kunnen verplicht zijn aangesloten in het pensioenfonds voor de bedrijfstak. Deze situatie doet zich voor als een werkgever valt onder de werkingssfeer van een verplichtstellingsbeschikking van de minister. Probleem echter is dat de formulering van de werkingssfeer niet altijd even duidelijk is, met als gevolg onzekerheid over de pensioenpositie. Recent heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over een situatie waarin een onderneming die handelt in totaalopl...
Leestijd 
Auteur artikel Frédérique Hoppers
Gepubliceerd 02 maart 2012
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Ondernemingen in een bepaalde bedrijfstak kunnen verplicht zijn aangesloten in het pensioenfonds voor de bedrijfstak. Deze situatie doet zich voor als een werkgever valt onder de werkingssfeer van een verplichtstellingsbeschikking van de minister. Probleem echter is dat de formulering van de werkingssfeer niet altijd even duidelijk is, met als gevolg onzekerheid over de pensioenpositie. Recent heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over een situatie waarin een onderneming die handelt in totaaloplossingen voor aandrijf- en besturingstechnische vraagstukken meer duidelijkheid wenste (LJN: BU9889). De Hoge Raad concludeert tot een ruimere uitleg van de werkingssfeerbepaling dan de kantonrechter en het Gerechtshof.

Arrest

In de procedure bij de Hoge Raad stond de uitleg van het “hoofdzakelijkheidscriterium” in de (cao-)werkingssfeerbepaling van Metalelektro centraal (onderstrepingen toegevoegd):

“Tot de ‘Metalelektro’ behoren (…) ondernemingen waarin, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, in de regel gedurende ten minste 1.200 uren per week door bij die onderneming in dienst zijnde werknemers als bedoeld in artikel 1 lid 1 van deze overeenkomst, doch met inachtneming van het gestelde onder 5 t/m 14 en 18, werkzaamheden worden verricht en waarin:

  1. uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend, (..)”


Partijen waren het erover eens dat sprake is van een tot de Metalelektro behorende onderneming indien daarin voor meer dan 50% het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend, te beoordelen aan de hand van het aantal arbeidsuren. Waar echter discussie over bestond, is de vraag of bij het aandeel van meer dan 50% aan fysieke handelingen met metaal óók de arbeidsuren van werknemers moeten worden meegeteld die ondersteunend daaraan werken. Het bedrijfstakpensioenfonds is, anders dan de werkgever, van mening dat ook de arbeidsuren van de ondersteunende werkzaamheden (de overhead) moeten worden meegeteld.

De Hoge Raad is het eens met het bedrijfstakpensioenfonds. De Hoge Raad redeneert volgens de “cao-norm”. Dit houdt in dat de werkingssfeerbepaling naar objectieve maatstaven moet worden uitgelegd, waarbij in beginsel de bewoordingen (gelezen in het licht van de gehele tekst) van doorslaggevende betekenis zijn. Het komt dus niet aan op de bedoeling van de (cao-)partijen, voor zover deze bedoeling niet uit de werkingssfeerbepaling zelf kenbaar is. De Hoge Raad acht in dit verband de tekst van de werkingssfeerbepaling, meer specifiek de woorden “en waarin uitsluitend of in hoofdzaak”, van doorslaggevende betekenis. Deze woorden duiden er volgens de Hoge Raad op dat in de werkingssfeerbepaling niet de eis mag worden gelezen dat alle of meer dan 50% van de arbeidsuren opgevuld wordt door werknemers die zelf fysieke handelingen verrichten met betrekking tot metaal. Een redelijke uitleg heeft tot gevolg dat hieronder ook de arbeidsuren van werknemers die ondersteunende werkzaamheden met betrekking tot metaal verrichten, vallen.

Bpf-check

Het arrest van de Hoge Raad geeft maar weer eens aan dat werkgevers altijd bedacht moeten zijn op een verplichte pensioendeelneming. Een bedrijfstakpensioenfonds kan, zo nodig met een dwangbevel, de premies (met terugwerkende kracht!) innen bij een werkgever die onder een verplichtstellingsbeschikking valt. Uit het enkele stilzitten van een bedrijfstakpensioenfonds mag een werkgever die voor een deel werkzaam is in een bepaalde bedrijfstak niet afleiden dat geen sprake is van een verplichte pensioendeelneming. Het feit dat een werkgever zelf al een (andere) pensioenvoorziening heeft getroffen, doet hieraan niet af. Iedere onderneming die nu nog in de veronderstelling verkeert niet onder een verplichtstellingsbeschikking te vallen, doet er dan ook verstandig aan de relevante werkingssfeerbepalingen in het licht van haar bedrijfsactiviteiten kritisch te beoordelen en hierover zo nodig (vooraf) overleg te voeren met het betreffende bedrijfstakpensioenfonds. Met één check kan niet altijd worden volstaan. Bij íedere wijziging van de bedrijfsactiviteiten en/of verdeling in het personeelsbestand is deze zogenoemde “Bpf-check” opnieuw van groot belang.