1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Werknemer die over de grens woont: Nederlandse rechter onbevoegd

Werknemer die over de grens woont: Nederlandse rechter onbevoegd

De grensgebieden van België en Duitsland zijn populaire woonplaatsen onder Nederlanders.  Recent was nog in het nieuws dat het aantal Nederlanders dat in België woont blijft stijgen. Zonder dat een werkgever dit altijd goed op het netvlies heeft, is de woonplaats van de werknemer zonder meer relevant. Werknemers die niet in Nederland wonen, kunnen namelijk niet voor de Nederlandse rechter worden gedaagd. Dit is bepaald in artikel 20 EEX-verordening: de werkgever kan een vordering jegens de we...
Leestijd 
Auteur artikel Renate Peijs-Schoester (uit dienst)
Gepubliceerd 10 mei 2011
Laatst gewijzigd 16 april 2018

De grensgebieden van België en Duitsland zijn populaire woonplaatsen onder Nederlanders.  Recent was nog in het nieuws dat het aantal Nederlanders dat in België woont blijft stijgen. Zonder dat een werkgever dit altijd goed op het netvlies heeft, is de woonplaats van de werknemer zonder meer relevant. Werknemers die niet in Nederland wonen, kunnen namelijk niet voor de Nederlandse rechter worden gedaagd. Dit is bepaald in artikel 20 EEX-verordening: de werkgever kan een vordering jegens de werknemer slechts instellen voor de gerechten van de lidstaat waarin de werknemer woonachtig is.


Voor werknemers die net over de grens wonen maar in Nederland werken geldt in beginsel gewoon het Nederlands arbeidsrecht inclusief de preventieve ontslagtoets. Voor eenzijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst zal dus de gang naar het UWV of de rechter moeten worden gevolgd. Een succesvolle procedure bij het UWV is, behoudens de grondslagen reorganisatie of langdurige arbeidsongeschiktheid, vaak lastig zodat de gang naar de rechter overblijft. Echter, op grond van artikel 20 EEX is uitsluitend de rechter van de lidstaat waarin de werknemer woont, bevoegd. Dit betekent dat als de in Nederland werkende werknemer in België woont, de werkgever naar de Belgische rechter moet. De Belgische rechter dient dan vervolgens wel Nederlands recht toe te passen. Dit leidt vaak tot ingewikkelde en langer durende procedures, zodat het voor de werkgever doorgaans aantrekkelijker is om een minnelijke regeling te treffen. De werknemer maakt hiervan veelal gebruik als het gaat om zijn onderhandelingspositie.


Een uitweg werd nog wel eens gezocht in lid 2 van artikel 20 EEX, waarin is bepaald dat de werkgever een tegenvordering mag instellen bij het gerecht waarvoor de oorspronkelijke vordering (van de werknemer) is aangebracht. Gedacht moet worden aan een door de werknemer gestarte kortgeding procedure, bijvoorbeeld omdat de werkgever is opgehouden loon te betalen, waarbij de werkgever als tegenvordering een ontbindingsverzoek indient. In veel gevallen werden de vordering loondoorbetaling van de werknemer en het ontbindingsverzoek van de werkgever dan gezamenlijk door de Nederlandse rechter behandeld. Op die manier had de werkgever alsnog bewerkstelligd dat de ontbindingsprocedure voor de Nederlandse rechter plaatsvond. Echter, volgens het Hof van Den Bosch is dit niet juist. Een ontbindingsverzoek kan niet als een tegenvordering in de zin van artikel 20 lid 2 EEX worden aangemerkt, aangezien naar Nederlands procesrecht een ontbindingsverzoek niet in een dagvaardingsprocedure kan worden ingediend en in één eindvonnis niet op een verzoek én een vordering kan worden beslist. Dat dit in de praktijk wel regelmatig door kantonrechters wordt gedaan, maakt dit volgens het Hof niet anders. Of de uitspraak van het Hof Den Bosch een (definitief) einde betekent voor de bevoegdheid van de Nederlandse rechter bij ontbindingszaken van over de grens wonende werknemers, zal moeten blijken. 


Hoewel een woonplaats buiten Nederland de werkgever in een nadelige positie kan plaatsen, dient deze omstandigheid mijns inziens geen doorslaggevende invloed te hebben bij bijvoorbeeld sollicitaties. Ook het verbieden van de werknemer om over de grens te gaan wonen acht ik vergaand en juridisch gezien moeilijk houdbaar, tenzij er gegronde redenen zijn om ten behoeve van de functie in een bepaald gebied woonachtig te zijn. Wel is het voor een werkgever goed om de risico’s hieromtrent op het netvlies te hebben. Dit om onaangename verrassingen te voorkomen en mogelijk hierop te anticiperen.


Mocht het zover komen dat een procedure bij de Belgische of Duitse rechter moet worden gestart, dan is wel relevant om te noemen dat ons kantoor deelneemt aan een langdurig samenwerkingsverband tussen Europese lawfirms (“TELFA”). Door deze samenwerking zijn de contacten inzake een eventuele procedure bij de Belgische of Duitse rechter snel gelegd.