1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Zorgappartementen en de bestemming maatschappelijke doeleinden

Zorgappartementen en de bestemming maatschappelijke doeleinden

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft al in verschillende uitspraken uitgemaakt dat binnen een woonbestemming ook minder traditionele woonvormen zijn toegestaan. In een inmiddels wat oudere uitspraak van de ABRvS van 25 maart 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:936) deed zich echter een omgekeerde situatie voor. Het was in die zaak namelijk de vraag in hoeverre zelfstandige bewoning binnen een maatschappelijke bestemming was toegestaan.FeitenHet college van burgemeester en we...
Leestijd 
Auteur artikel Jasper Molenaar
Gepubliceerd 08 november 2016
Laatst gewijzigd 16 april 2018
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft al in verschillende uitspraken uitgemaakt dat binnen een woonbestemming ook minder traditionele woonvormen zijn toegestaan. In een inmiddels wat oudere uitspraak van de ABRvS van 25 maart 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:936) deed zich echter een omgekeerde situatie voor. Het was in die zaak namelijk de vraag in hoeverre zelfstandige bewoning binnen een maatschappelijke bestemming was toegestaan.

Feiten
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wolden (hierna: het college) had een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van twaalf zorgappartementen. Op het betreffende perceel rustte de bestemming “Bijzondere doeleinden”. Deze gronden waren bestemd voor het gebruik voor sociale en/of maatschappelijke doeleinden. Het bouwplan voorzag in twaalf appartementen die worden verhuurd aan hulpbehoevende ouderen en hun eventuele niet hulpbehoevende partners.

Een tegenstander stelt dat het bouwplan in strijd zou zijn met de bestemming. De nadruk zou namelijk niet liggen op het bieden van zorg aan bewoners, maar op het aspect “wonen”. Volgens deze belanghebbende zou het risico bestaan dat bij het overlijden van de hulpbehoevende oudere de gezonde partner het appartement zou blijven bewonen. Ook zou het appartementencomplex onvoldoende faciliteiten bieden die zijn gericht op zorgverlening.

Zelfstandige bewoning
De Afdeling stelt allereerst vast dat de hoofdbewoner van het zorgappartement verplicht is om maandelijks minimaal veertien uur zorg per week af te nemen. Voor vergoeding van die zorg is bovendien een CIZ-indicatie verplicht. Gelet op de hoge kosten van de verplicht af te nemen zorg valt niet te verwachten dat in geval van overlijden van de hulpbehoevende oudere de gezonde partner het appartement blijft bewonen, aldus de ABRvS. Ook worden volgens de ABRvS voldoende zorgfaciliteiten geboden (waaronder een verpleegpost met 24-uurs zorg, gemeenschappelijke ruimten en diensten). Het hoger beroep van de omwonende wordt daarom ongegrond verklaard.

Praktijk
Deze uitspraak biedt een aantal aanknopingspunten in hoeverre zelfstandige bewoning van zorgappartementen binnen een maatschappelijke bestemming is toegestaan. Naast de zorgfaciliteiten kunnen hoge zorgkosten kennelijk ook een belangrijke rol spelen. Aan deze uitspraak valt verder op dat aan de bewoning van de zorgappartementen een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd ten grondslag lag. Hierdoor ontstond discussie over het risico op blijvende bewoning en huurbescherming ten behoeve van eventuele niet hulpbehoevende partners. Dit risico was overigens beperkt door een woon- en verzorgingsovereenkomst, waarin het zorgelement duidelijk overheerste.

Wilt u meer weten over scheiden van wonen en zorg in bestemmingsplannen? Neem contact op met Jasper Molenaar, omgevingsrecht advocaat sectie Overheid en Vastgoed.