Voor de beoordeling van het beroep van de minister op verjaring is van belang dat de Tracéwet niet voorziet in een termijn waarbinnen een verzoek op grond van artikel 22 moet worden ingediend. Daarmee wijkt de Tracéwet af van (bijvoorbeeld) de Wro (artikel 6.1 lid 5) en veel eigen nadeelcompensatieregelingen van bestuursorganen, zoals de Beleidsregel nadeelcompensatie Infrastructuur en Milieu 2014 welke door de minister is vastgesteld. Ook naar komend recht (het nog werking te treden artikel 4:131 Awb) is geregeld dat een aanspraak op nadeelcompensatie aan verjaring onderhevig is, waarbij wordt aangesloten bij de verjaringsregeling uit artikel 3:310 BW. De vraag rijst dus of er op grond van de Tracéwet wel een verjaringstermijn geldt. Voor zover die termijn niet uit de wet voortvloeit, kan de aanspraak op nadeelcompensatie volgens de Afdeling niet worden beknot door in een beleidsregel, zoals de Beleidsregel nadeelcompensatie Infrastructuur en Milieu 2014, alsnog in een verjaringstermijn te voorzien.
Nadeelcompensatieverzoek op grond van de Tracéwet
Voor zover een verjaringstermijn niet uit de Tracéwet voortvloeit, kan de aanspraak op nadeelcompensatie niet worden beknot door in een beleidsregel alsnog in een verjaringstermijn te voorzien.
Leestijd
Verschenen in: Bouwrecht 2018, afl. 11
Auteur publicatie
Joske Hagelaars
Gepubliceerd
25 oktober 2018
Laatst gewijzigd
19 november 2018