1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 10. Gedoogplichten
  5. Afdeling 10.3 Bij beschikking op te leggen gedoogplichten
  6. 10.3.2 Gedoogplichten
  7. 10.14 Gedoogplichten energie en mijnbouw

Artikel 10.14 Gedoogplichten energie en mijnbouw

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat kan, na overleg met Onze Minister van
Economische Zaken en Klimaat, aan een rechthebbende een gedoogplicht opleggen voor het tot
stand brengen of opruimen van:
a. een net als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 of een windpark met
een capaciteit van ten minste 5 MW,
b. een gasproductienet of een gastransportnet als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Gaswet,
c. een mijnbouwwerk,
d. werken bestemd voor het opsporen van CO2-opslagcomplexen als bedoeld in artikel 1 van de
Mijnbouwwet,
e. een inrichting waarvoor een vergunning is verleend op grond van artikel 15, onder b,
van de Kernenergiewet,
f. een warmtenet als bedoeld in artikel 1 van de Warmtewet.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33962, nr. 3, p. 526-527)

Van de werken, bedoeld in de onderdelen a, b, c, d en e, wordt in al bestaande wetgeving bepaald dat het werken betreft die vallen onder de werking van de Belemmeringenwet Privaatrecht.

Onderdeel a heeft zijn oorsprong in artikel 20, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998, onderdeel b in artikel 39a van de Gaswet.

Onderdeel c heeft zijn oorsprong in artikel 5 van de Mijnbouwwet en is deels nog aangevuld naar aanleiding van jurisprudentie. De rechtbank Leeuwarden heeft namelijk geoordeeld dat pijpleidingen en kabels niet kunnen worden aangemerkt als werken voor het winnen van delfstoffen in de zin van artikel 5 van de Mijnbouwwet233 . Pijpleidingen en kabels zijn evenwel een essentieel onderdeel van een olie- of gaswinningproject (voor bijvoorbeeld elektriciteit of dataverkeer) of van een opslagproject. Bij besluit van 29 oktober 2004234 is daarom op basis van artikel 1 van de Belemmeringenwet Privaatrecht het openbaar belang erkend van twee transportleidingen, een signaalkabel en drie elektriciteitskabels voor de winning van steenzout. Als werken van algemeen belang worden in dit wetsvoorstel nu rechtstreeks de pijpleidingen en kabels voor transport tussen mijnbouwwerken of tussen een mijnbouwwerk en bijvoorbeeld een verwerkingsinstallatie aangemerkt als werken van algemeen belang.

Onderdeel d heeft zijn oorsprong eveneens in de Mijnbouwwet en onderdeel e heeft zijn oorsprong in artikel 71 van de Kernenergiewet.

In onderdeel f zijn werken opgenomen uit de Warmtewet; dit heeft zijn oorsprong in artikel 38 van die wet.

Het gaat bij deze gedoogplichten om de aanleg, instandhouding, wijziging, verplaatsing of opruiming van een werk van algemeen belang. Activiteiten die een andere benaming hebben, maar hetzelfde betekenen, vallen ook onder de opsomming. Gedacht kan onder meer worden aan de uit de wetgeving op het gebied van energie voortvloeiende begrippen: uitvoering, vernieuwing, uitbreiding, ontwikkeling, wijziging, ontmanteling, verwijdering, buitengebruikstelling, herstel of onderhoud