1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 10. Gedoogplichten
  5. Afdeling 10.3 Bij beschikking op te leggen gedoogplichten
  6. 10.3.2 Gedoogplichten
  7. 10.20 Gedoogplicht vanwege het maken van een ontwerp

Artikel 10.20 Gedoogplicht vanwege het maken van een ontwerp

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat kan aan een rechthebbende een gedoogplicht opleggen voor het uitvoeren van meetwerkzaamheden of graafwerkzaamheden, het aanbrengen van tekens in, boven of op een onroerende zaak, of het verrichten van onderzoek met gebruikmaking van de daarvoor benodigde hulpmiddelen, als die activiteiten nodig zijn voor het maken van een ontwerp voor de aanleg, instandhouding, wijziging, verplaatsing of opruiming van een werk als bedoeld in artikel 10.13, 10.14 of 10.15.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33962, nr. 3, p. 529)

In dit artikel wordt, anders dan in artikel 11 Belemmeringenwet Privaatrecht het geval was, een gedoogplicht geregeld die niet direct uit de wet voortvloeit, maar waarvoor de Minister een besluit moet nemen. In de tekst van de Belemmeringenwet Privaatrecht is er sprake van een mededeling. Maar daarmee is niet duidelijk hoe er tot het doen van zo'n mededeling wordt overgegaan. Om die duidelijkheid te geven is er voor gekozen om expliciet op te nemen dat er een aanvraag plaatsvindt waarna de Minister besluit of de gedoogplicht bedoeld in dit artikel, wordt opgelegd. De gedoogplicht geldt ten behoeve van het maken van een ontwerp voor de aan een werk van algemeen belang voorafgaande werkzaamheden of onderzoekingen. De werkzaamheden en onderzoekingen moeten gericht zijn op de vorming van het ontwerp. Graafwerkzaamheden kunnen dus worden gedaan in het kader van onderzoek naar de bodemgesteldheid, maar bijvoorbeeld niet om alvast de sleuf voor de aan te leggen leiding te graven. In de beschikking wordt een termijn opgenomen waarbinnen de gedoogplicht geldt. In artikel 11 van de Belemmeringenwet Privaatrecht was de aanzeggingstermijn van de daarin bedoelde mededeling van de burgemeester twee keer 24 uur. Omdat dit onnodig kort is, immers van urgente werkzaamheden of noodsituaties is bij deze gedoogplicht geen sprake, kan de aanzeggingstermijn in dit wetsvoorstel ruimer worden gesteld en is gekozen om aan te sluiten bij de in dit wetsvoorstel in artikel 16.31 opgenomen inwerkingtredingstermijn van vier dagen.