1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 13. Financiële bepalingen
  5. Afdeling 13.2 Vergoeding en verhaal van kosten
  6. 13.3a Verhaal van kosten bij verontreiniging fysieke leefomgeving

Artikel 13.3a Verhaal van kosten bij verontreiniging fysieke leefomgeving

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. De Staat of een provincie, gemeente of waterschap kan in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen de voor rekening van die rechtspersoon komende kosten die het gevolg zijn van verontreiniging, aantasting, verstoring of beschadiging van daarbij aangewezen onderdelen van de fysieke leefomgeving verhalen op degene door wiens onrechtmatige daad de verontreiniging, aantasting, verstoring of beschadiging is veroorzaakt of op degene die anders op grond van burgerlijk recht buiten overeenkomst aansprakelijk is voor de gevolgen daarvan. Bij de maatregel kunnen regels worden gesteld over de verhaalbare kostensoorten.

2. Als sprake is van ongerechtvaardigde verrijking, kan een rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid de voor rekening van die rechtspersoon komende kosten verhalen.

3. In gevallen waarin de veroorzaker van de verontreiniging, aantasting, verstoring of beschadiging niet op grond van een onrechtmatige daad aansprakelijk is, kunnen de in het eerste lid bedoelde kosten toch worden verhaald als de veroorzaker:
a. op het moment dat hij de verontreiniging, aantasting, verstoring of beschadiging veroorzaakte, de ernstige gevaren van de activiteit kende of behoorde te kennen, en
b. vanwege deze ernstige gevaren ernstig verwijtbaar activiteiten die de ernstige verontreiniging, aantasting, verstoring of beschadiging hebben veroorzaakt, niet heeft nagelaten.

4. Als de activiteit bij het uitoefenen van beroep of bedrijf is verricht, moet daarbij als het gaat om de ernstige verwijtbaarheid in het bijzonder in aanmerking worden genomen:
a. de op het moment van de verontreiniging, aantasting, verstoring of beschadiging gebruikelijke bedrijfsvoering met betrekking tot die activiteit, en
b. de op het moment van de verontreiniging, aantasting, verstoring of beschadiging bestaande en voor de veroorzaker redelijkerwijs toepasbare alternatieven.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34 986, nr. 3, p. 215-216)

Eerste lid

In het nieuwe artikel 13.3a is in het eerste lid een grondslag opgenomen om bij algemene maatregel van bestuur gevallen aan te wijzen, waarbij de kosten als gevolg van verontreiniging, aantasting, verstoring of beschadiging die door de overheid zijn gemaakt verhaald kunnen worden op de veroorzaker ervan. Door het opnemen van deze grondslag kan kostenverhaal door een bestuursorgaan bij bijvoorbeeld historische verontreiniging of aantasting van landbodems en waterbodems mogelijk worden gemaakt, zoals op dit moment is geregeld in artikel 75 van de Wet bodembescherming en artikel 7.22 van de Waterwet. Het gaat hierbij bij uitstek om historische verontreinigingen veroorzaakt ná 1 januari 1975 (aldus: Hoge Raad, 24 april 1992, NJ 1993, 643 en 644). Voor historische verontreinigingen die vóór 1975 hebben plaatsgevonden geldt een verzwaard regime dat is opgenomen in het derde en vierde lid. Het is wenselijk om de mogelijkheid van kostenverhaal voor historische verontreinigingen van de bodem op grond van een bijzondere grondslag – waaronder ook de grondslag voor het verzwaard regime – te behouden. Het betreft gevallen waarin voor inwerkingtreding van de Omgevingswet nog geen vordering is ingesteld en die niet via het overgangsrecht onder de Wet bodembescherming of Waterwet blijven vallen. Het instrument in artikel 19.6 van de Omgevingswet is niet toereikend, aangezien de regelingen tot kostenverhaal in de Waterwet en de Wet bodembescherming niet alleen betrekking hebben op verontreinigingen of aantastingen die het gevolg zijn van ongewone voorvallen. Bovendien omvat artikel 13.3a de criteria voor het verzwaard regime als de verontreiniging vóór 1975 heeft plaatsgevonden. Daarom wordt de mogelijkheid geboden om hier bij algemene maatregel van bestuur in te voorzien. De reikwijdte van deze bepaling sluit aan bij artikel 1.7a van de Omgevingswet. Via het Invoeringsbesluit Omgevingswet zal in ieder geval kostenverhaal door een bestuursorgaan bij historische verontreiniging of aantasting van bodems mogelijk worden gemaakt.

De kosten die bijvoorbeeld kunnen worden verhaald zijn kosten van onderzoek en kosten die gemoeid zijn met getroffen maatregelen in verband met de verontreiniging, aantasting, verstoring of beschadiging van de fysieke leefomgeving.

Dit artikel omvat een verwijzing naar aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad. Per concreet geval van verontreiniging, aantasting, verstoring of beschadiging zal op grond van artikel 13.3a in samenhang met artikel 6:162 van het Burgerlijk wetboek dus worden getracht de met de verontreiniging, aantasting, verstoring of beschadiging gemoeide kosten op de veroorzaker te verhalen. Door de formulering «anders op grond van burgerlijk recht buiten overeenkomst», wordt ook de mogelijkheid geboden om de kosten te verhalen in geval van risicoaansprakelijkheid. Aan dit artikel komt overigens geen exclusieve werking toe; zie hierbij het arrest van de Hoge Raad (9 januari 2015, NJ 2015, 26). De overheid kan als eigenaar van de verontreinigde grond – net zoals onder het huidige recht het geval is – de gemaakte kosten langs twee wegen op de veroorzaker verhalen: dit «specifieke» artikel in samenhang met de via het Invoeringsbesluit Omgevingswet op te nemen bijzondere grondslag en het «gewone» artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek.

Tweede lid

Op grond van het tweede lid kunnen de kosten ook worden verhaald op degene die ongerechtvaardigd is verrijkt door bijvoorbeeld het onderzoek of de getroffen maatregelen van de overheid. De mogelijkheid van onderhavige publiekrechtelijke grondslag in combinatie met een actie uit ongerechtvaardigde verrijking staat naast de verhaalsmogelijkheid op grond van onrechtmatige daad of op andere grond (eerste lid). Daarbij mag het gebruik maken van meerdere verhaalsmogelijkheden er in een bepaald geval uiteraard niet toe leiden dat een bedrag wordt verhaald dat hoger is dan de verhaalbare kosten.

Derde en vierde lid

Het derde en vierde lid voorzien in een grondslag om vast te leggen dat de door de publiekrechtelijke rechtspersonen gemaakte kosten onder voorwaarden toch verhaald kunnen worden op de veroorzaker, omdat hij door het verontreinigen, aantasten, verstoren of beschadigen niet tegenover de overheid onrechtmatig handelde. De criteria genoemd in het derde lid die hun oorsprong vinden in artikel 75, vijfde lid, van de Wet bodembescherming, artikel 7.22, vijfde lid, van de Waterwet gelden zowel voor particulieren als bedrijven. Het meest elementaire criterium uit het derde lid is dat de veroorzaker op de hoogte was of behoorde te zijn van de ernstige gevaren van wat heeft geleid tot de verontreiniging, aantasting, verstoring of beschadiging. Deze kenbaarheid vormt immers een belangrijke indicatie voor de wijze waarop men met de activiteit had moeten omgaan. De veroorzaker is verplicht om maatregelen te nemen om de nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving te voorkomen. Dit volgt ook uit artikel 1.7 van de Omgevingswet. Vervolgens dient te worden vastgesteld dat de veroorzaker ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, doordat hij de gedragingen die de verontreiniging, aantasting, verstoring of beschadiging hebben veroorzaakt niet achterwege heeft gelaten, vanwege het gevaar van de activiteit.

In het vierde lid zijn twee criteria opgenomen waarop in het bijzonder acht moet worden geslagen als de activiteit bij het uitoefenen van beroep of bedrijf is verricht. Wat betreft de ernstige verwijtbaarheid worden op grond van het vierde lid bij activiteiten die bij het uitoefenen van een beroep of bedrijf zijn verricht die de verontreiniging, aantasting, verstoring of beschadiging hebben veroorzaakt, de gelijksoortige bedrijfsvoering met betrekking tot de activiteit en de bestaande toepasbare alternatieve mogelijkheden in aanmerking genomen.