1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 13. Financiële bepalingen
  5. Afdeling 13.2A Heffingen
  6. 13.4 Grondwaterbeschermingsheffing

Artikel 13.4 Grondwaterbeschermingsheffing

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. Bij provinciale verordening kan als belasting een heffing worden ingesteld ter bestrijding van de kosten die zijn gemaakt voor de vergoeding van schade als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met artikel 15.1, eerste lid, vanwege regels in een omgevingsverordening over het beschermen van de kwaliteit van het grondwater in grondwaterbeschermingsgebieden voor de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water, voor zover de schade is veroorzaakt door:
a. een regel in een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid,
b. een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a,
c. een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, als toepassing is gegeven aan artikel 5.43,
d. het wijzigen van voorschriften van een omgevingsvergunning ter uitvoering van een verzoek als bedoeld in artikel 5.41,
e. het wijzigen van voorschriften van een omgevingsvergunning op grond van artikel 5.39, aanhef en onder a, in samenhang met artikel 5.42, tweede lid.

2. De heffing wordt geheven van de houder van een omgevingsvergunning voor een wateronttrekkingsactiviteit, als het gaat om het onttrekken van grondwater door een daarvoor bestemde voorziening, als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onder d.

3. De grondslag van de heffing is de onttrokken hoeveelheid grondwater.

4. Tot het instellen van een heffing wordt overgegaan binnen een jaar nadat een besluit waarbij de  schadevergoeding, bedoeld in het eerste lid, is toegekend, in werking is getreden.

5. De heffing wordt jaarlijks geheven gedurende een termijn van ten hoogste tien jaar. In de provinciale verordening kan worden bepaald dat de heffing op verzoek van de heffingplichtige voor de op het tijdstip van indiening van het verzoek nog niet aangevangen jaren waarover de heffing wordt geheven, ineens kan worden voldaan volgens in de verordening te stellen regels.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34 986, nr. 3, p. 218-219)

Eerste en tweede lid

Artikel 13.4 is ontleend aan artikel 15.34 Wm.

Provinciale staten stellen bij omgevingsverordening regels vast om het grondwater te beschermen dat wordt gewonnen ten behoeve van de drinkwatervoorziening. Het kan voorkomen dat de bedrijven en personen in de grondwaterbeschermingsgebieden als gevolg daarvan schade lijden en voor schadevergoeding in aanmerking komen op grond van artikel 4:126 Awb in samenhang met afdeling 15.1 van de Omgevingswet als gevolg van de regels in de omgevingsverordening. Ook kan schade ontstaan als gevolg van een schadeveroorzakend besluit dat betrekking heeft op de omgevingsvergunning als het gaat om de specifieke gevallen die zijn opgenomen in het eerste lid, onder b tot en met e.

Door een belastingverordening vast te stellen kunnen provinciale staten een zogenoemde grondwaterbeschermingsheffing invoeren over het onttrekken van grondwater die dient ter bestrijding van kosten die gemoeid gaan met het toekennen van schadevergoeding. De provincies kunnen de kosten die zijn gemaakt in verband met het verlenen van bedoelde schadevergoeding hierdoor verhalen op de houders van omgevingsvergunningen voor een wateronttrekkingsactiviteit.

Provinciale staten gebruiken de opbrengsten van deze heffing om de schade te vergoeden die ontstaat door het van toepassing worden van bepalingen uit de omgevingsverordening die betrekking hebben op de bescherming van de kwaliteit van het grondwater. Ook wanneer een verzoek om schadevergoeding uiteindelijk niet door de provincie hoeft te worden gehonoreerd, kunnen de al door de provincie gemaakte kosten uit de heffing worden gedekt.

In het voorgestelde artikel 13.4b is de grondwateronttrekkingsheffing opgenomen zoals die was geregeld in artikel 7.7 van de Waterwet. Het verschil met de grondwaterbeschermingsheffing is dat de opbrengsten van de grondwateronttrekkingsheffing kunnen worden aangewend ter bestrijding van de kosten van de provincie voor onderzoek en voor vergoeding van schade als gevolg van grondwateronttrekkingen, zoals de kosten van maatregelen ter bestrijding van verdroging. Zie hiervoor ook het voorgestelde artikel 13.4b en de bijbehorende toelichting.

Derde en vierde lid

De hoeveelheid onttrokken water is de grondslag voor de in te stellen heffing. Dit wordt in het derde lid geregeld. Het vierde lid bepaalt dat de heffing pas wordt ingesteld nadat de schadevergoeding is verstrekt aan degenen die zijn getroffen als gevolg van het van toepassing zijn van de omgevingsverordening. De heffing kan pas worden ingesteld nadat een besluit over toekenning van schadevergoeding in werking is getreden. Het besluit over het instellen van de heffing moet genomen worden binnen een jaar nadat dit besluit in werking is getreden.

Vijfde lid

In het vijfde lid is een grondslag opgenomen om bij de belastingverordening te kunnen regelen dat een heffingplichtige kan verzoeken dat de heffing over de verschuldigde jaren ineens kan worden voldaan.