1. Onverminderd artikel 13.5 kan aan een omgevingsvergunning voor een ontgrondingsactiviteit het voorschrift worden verbonden dat:
a. in plaats van de in artikel 5.36, tweede lid, bedoelde plicht tot het herstellen of realiseren van een toestand een bepaald bedrag ineens of in gedeelten wordt betaald,
b. de kosten van het beheer van onroerende zaken die zijn ontgrond geheel of gedeeltelijk worden betaald, of
c. de kosten voor de aanpassing van de inrichting van de omgeving van de ontgronde onroerende zaken en van het beheer van de aangepaste omgeving, voor zover zij het gevolg zijn van de ontgronding, geheel of gedeeltelijk worden betaald.
2. Een financiële zekerheid als bedoeld artikel 13.5, eerste lid, kan voor een ontgrondingsactiviteit niet worden gevorderd van openbare lichamen.
Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, p 542)
Dit artikel betreft de bevoegdheid om aan een omgevingsvergunning voor een ontgrondingsactiviteit voorschriften te verbinden in verband met die activiteit. Deze voorschriften kunnen nu op grond van de Ontgrondingenwet, artikel 3, derde lid, onderdelen c, d en e, ook worden gesteld. Een specifieke regeling voor ontgrondingen is nodig, omdat bij ontgrondingen de herinrichting en aanpassingsinrichting plaatsvindt nadat het ontgronden zelf is voltooid. Sancties als intrekking van de vergunning hebben in die situatie geen effect. Daarom kan het stellen van financiële zekerheid nodig zijn.