1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 15. Schade
  5. Afdeling 15.1 Nadeelcompensatie
  6. 15.3 Schadebepaling als een omgevingsvergunning is vereist

Artikel 15.3 Schadebepaling als een omgevingsvergunning is vereist

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. Als voor een activiteit een omgevingsvergunning is vereist, wordt de schade die bestaat uit waardevermindering van een onroerende zaak bepaald aan de hand van een vergelijking van de waarde van de onroerende zaak onmiddellijk voor en na het tijdstip waarop het bevoegd gezag heeft kennisgegeven van het besluit tot het verlenen of wijzigen van de omgevingsvergunning.

2. Dit artikel is alleen van toepassing op schade die wordt veroorzaakt door een regel op grond waarvan een activiteit is toegestaan buiten de locatie waar de onroerende zaak is gelegen of door een maatregel die buiten die locatie wordt getroffen.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34 986, nr. 3, p. 236-237)

Eerste lid

Zoals in het algemeen deel van deze memorie van toelichting en in het algemeen deel van de artikelsgewijze toelichting uiteen is gezet, is het uitgangspunt van de regeling dat schade wordt vergoed als duidelijk is welke gevolgen een besluit of activiteit voor de fysieke leefomgeving heeft. Op dat moment kan worden beoordeeld of het gebruik van de mogelijkheden van een omgevingsplan of een ander instrument uit de wet tot schade leidt en, zo ja, wat de omvang van de schade is.

Als schade ontstaat bij het verrichten van een activiteit waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, bepaalt artikel 15.3 hoe indirecte schade die bestaat uit de waardevermindering van een onroerende zaak wordt vastgesteld. Dat gebeurt aan de hand van een vergelijking van de waarde van de onroerende zaak onmiddellijk voor en na het tijdstip waarop het bevoegd gezag mededeling heeft gedaan van het besluit tot het verlenen van de omgevingsvergunning. Ten opzichte van artikel 15.1, eerste lid, wordt hiermee voor dit type schade de peildatum op een ander moment vastgelegd. Ook wordt het vertrekpunt voor de bepaling van de schade vastgelegd.

Artikel 15.3 leidt ertoe dat in geval van indirecte schade, de waardevermindering van een onroerende zaak wordt vastgesteld aan de hand van de feitelijke situatie voor en na de verlening van de omgevingsvergunning. Als onmiddellijk na de peildatum een waardevermindering optreedt, kan dat een aanwijzing zijn dat de schade wordt veroorzaakt door de omgevingsvergunning. Voor vergoeding van schade moet worden voldaan aan het conditio sine qua non-vereiste, wat inhoudt dat de overheidshandeling een noodzakelijke voorwaarde voor het optreden van de schade is.

Voor vergoeding komt daarnaast alleen schade in aanmerking die redelijkerwijs kan worden toegerekend aan de omgevingsvergunning. Naast de omgevingsvergunning kunnen ook andere factoren van invloed zijn op de waardeontwikkeling, zoals een plotseling optredende financieel-economische crisis of een calamiteit.

De wijze waarop de waarde van een onroerende zaak bij indirecte schade wordt vastgesteld, wijkt daarmee af van de geldende wetgeving, zoals de Wro. Op grond van de Wro wordt de schade – kort weergegeven – vastgesteld aan de hand van een vergelijking van het oude en het nieuwe bestemmingsplan. Daarbij is niet de feitelijke situatie van belang, maar de maximale invulling van het plan, ongeacht of de invulling is of wordt gerealiseerd. Onder die wet wordt het nadeel bepaald per schadefactor (aantasting van de privacy, uitzicht, zonlichttoetreding of situeringswaarde), waarbij van de meest ongunstige invulling van de planologische mogelijkheden moet worden uitgegaan (voetnoot: Zie daarvoor r.o 2.1 en 2.2. van de uitspraak van de ABRvS van 28 september 2016,
ECLI:NL:RVS:2016:2582).

In het geval dat de schade wordt veroorzaakt door een legaliserende omgevingsvergunning, is het onredelijk om vast te houden aan de regel dat de waarde die de onroerende zaak voor de peildatum heeft, vastgesteld moet worden aan de hand van feitelijke situaties. Een vergelijking voor en na de peildatum zou anders immers niet of nauwelijks tot schade leiden, waarvan degene profiteert die oorspronkelijk illegaal heeft gehandeld. Artikel 15.3 moet zo worden gelezen dat in een dergelijk geval bij de bepaling van de schade wordt uitgegaan van de waarde die de onroerende zaak voor de peildatum zou hebben als niet illegaal zou zijn gehandeld.

Wat betreft de zinsnede over het doen van mededeling wordt aangesloten bij de terminologie van artikel 16.64, derde lid, en wordt gedoeld op een algemene publicatie aan een breed publiek.

Tweede lid

Het tweede lid verduidelijkt dat artikel 15.3 alleen van toepassing is op zogenaamde indirecte schade. Indirecte schade is schade die wordt veroorzaakt door activiteiten in de omgeving van een perceel van een burger of in de omgeving van een bedrijf. Artikel 15.3 is dus niet van toepassing op directe schade. Directe schade is schade die bestaande rechten wijzigt. In paragraaf 2.1.2.1 van het algemeen deel van de memorie van toelichting is het onderscheid tussen directe en indirecte schade nader beschreven.