1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 15. Schade
  5. Afdeling 15.1 Nadeelcompensatie
  6. 15.4 Aanvraag om schadevergoeding als geen omgevingsvergunning is vereist

Artikel 15.4 Aanvraag om schadevergoeding als geen omgevingsvergunning is vereist

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. Als voor een activiteit die is toegestaan op grond van een regel als bedoeld in artikel 15.1, eerste lid, onder d tot en met h, geen omgevingsvergunning is vereist, kan een aanvraag om schadevergoeding worden ingediend als:
a. degene die de activiteit gaat verrichten aan het bevoegd gezag informatie over die activiteit heeft verstrekt en het bevoegd gezag kennis heeft gegeven van die informatie, volgens de regels die daarvoor gelden, of
b. met de activiteit is begonnen.

2. De schade die bestaat uit waardevermindering van een onroerende zaak wordt bepaald aan de hand van een vergelijking van de waarde van de onroerende zaak:
a. onmiddellijk voor en na het tijdstip waarop de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, onder a, is gedaan, of
b. als de informatie, bedoeld in het eerste lid, onder a, niet is verstrekt: onmiddellijk voor en na het tijdstip waarop met de activiteit is begonnen.

3. Als een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid, onder a, is gedaan, wordt voor de toepassing van artikel 4:131, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht de dag na die waarop de kennisgeving is gedaan, gelijkgesteld met de dag na die waarop de benadeelde bekend is geworden met de schade en met het voor de schadeveroorzakende gebeurtenis verantwoordelijke bestuursorgaan.

4. Dit artikel is alleen van toepassing op schade die wordt veroorzaakt door een regel op grond waarvan een activiteit is toegestaan buiten de locatie waar de onroerende zaak is gelegen of door een maatregel die buiten die locatie wordt getroffen.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34 986, nr. 3, p. 237-239)

Eerste lid

Het eerste lid van dit artikel bepaalt het moment waarop een aanvraag om vergoeding van indirecte schade kan worden gedaan voor activiteiten die onder het toepassingsbereik van een algemene regel vallen en waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist. Dit is het geval wanneer door het bevoegd gezag kennis is gegeven van de door de initiatiefnemer verstrekte informatie of wanneer met de activiteit is begonnen. Met de term «informatie» wordt in dit verband informatie in brede zin bedoeld, bijvoorbeeld informatie in het kader van meldingsplichten.

Zoals in de artikelsgewijze toelichting bij artikel 15.1 en in het algemeen deel van deze memorie van toelichting is uiteengezet, is het uitgangspunt van de regeling dat schade wordt vergoed als duidelijk is welke gevolgen een besluit of activiteit voor de fysieke leefomgeving heeft. Op dat moment kan worden beoordeeld of het gebruik van de mogelijkheden van een omgevingsplan of een ander instrument uit de wet tot schade leidt en, zo ja, wat de omvang van de schade is.

Voor gevallen als bedoeld in dit artikel kan dat pas, als duidelijk is van welke mogelijkheden gebruik wordt gemaakt die een omgevingsplan, verordening of algemene maatregel van bestuur biedt. Dat neemt niet weg dat ook in die gevallen de desbetreffende regel in een plan, verordening of algemene maatregel van bestuur op grond waarvan de activiteit is toegestaan, als schadeoorzaak geldt als bedoeld in artikel 15.1. Het verrichten van een vergunningvrije activiteit is een uitwerking van deze schadeoorzaak, aangezien het bestuursorgaan bij het vaststellen van het schadeveroorzakende besluit de afweging heeft gemaakt welke activiteiten zonder vergunning kunnen worden verricht. Voor zover het verrichten van een vergunningvrije activiteit het gevolg is van deze schadeoorzaak, kan de activiteit aan de overheid worden toegerekend. Gedacht kan worden aan de toestemming in een omgevingsplan om vergunningvrij een woning te bouwen. Als de woning wordt gebouwd, kan dat aanleiding zijn voor een aanvraag om schadevergoeding.

Alleen objectief bepaalbare schade die aan het omgevingsplan, aan de algemene maatregel van bestuur of aan de verordening kan worden toegerekend, komt in aanmerking voor vergoeding op grond van afdeling 15.1. Persoonlijke gedragingen of uitingen van een bewoner in of aan een onroerende zaak, of de staat van onderhoud waarin een woning verkeert, kunnen dat niet zijn. Dergelijke handelingen van een burger kunnen niet aan de overheid worden toegerekend.

Een groot deel van de activiteiten waarvan verwacht wordt dat deze schade kunnen veroorzaken is binnen het stelsel van de Omgevingswet vergunning- of meldingsplichtig (met inbegrip van verplichte publicatie). Een voorbeeld van een dergelijke kenbare meldingsplicht is de in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) opgenomen melding voor een tandartsenpraktijk. Voor het moment dat een aanvraag om schadevergoeding kan worden ingediend, kan dus veelal bij die meldingen aangesloten worden. Als schade ontstaat door een activiteit kan uit de publicatie worden afgeleid wat de aard en strekking van de schadeveroorzakende activiteit is, welk bestuursorgaan bevoegd gezag is en waar de aanvraag om schadevergoeding moet worden ingediend. Ook op decentraal niveau kunnen decentrale overheden bepalen dat activiteiten meldingsplichtig zijn.

Voor eventuele resterende «schadeveroorzakende activiteiten die niet door een meldingsplicht worden gedekt», is het ook mogelijk een aanvraag om schadevergoeding in te dienen. De aanvraag kan dan worden ingediend vanaf het moment dat met de activiteit is begonnen. De benadeelde kan de aanvraag indienen bij het bevoegd gezag; dit zal in de meeste gevallen op gemeentelijk niveau zijn – het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 15.10 bevat in dit kader een grondslag om bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen over het opnemen van een informatieverplichting in onder meer een omgevingsplan. Dit vormt daarmee onderdeel van het geheel aan regels met betrekking tot het kunnen indienen van een aanvraag om schadevergoeding ingeval sprake is van vergunningvrije activiteiten. In het algemeen deel van deze memorie van toelichting, en de artikelsgewijze toelichting bij artikel 15.10, wordt dit verder toegelicht.

Tweede lid

Als de schade ontstaat bij het verrichten van een activiteit waarvoor geen vergunning is vereist, bepaalt artikel 15.4, tweede lid, dat de schade wordt vastgesteld aan de hand van een vergelijking van de waarde van een onroerende zaak onmiddellijk voor en na het tijdstip waarop het bevoegd gezag kennis heeft gegeven van de door de initiatiefnemer verstrekte informatie of onmiddellijk voor en na de start van de activiteit als geen informatie is verstrekt. In het algemeen deel van deze memorie van toelichting wordt hier ook op ingegaan.

Derde lid

Wat betreft de verhouding tussen artikel 4:131 Awb en artikel 15.4 wordt het volgende opgemerkt. Artikel 4:131 Awb geeft een algemene verjaringstermijn van vijf jaar na aanvang van de dag waarop de benadeelde bekend is geworden met de schade en met het voor het schadeveroorzakende besluit verantwoordelijke bestuursorgaan, of twintig jaar nadat de schade is veroorzaakt als de benadeelde niet bekend was met de schade en daar ook niet bekend mee kon zijn. Voor appellabele besluiten start de termijn van vijf jaar niet eerder dan nadat het besluit onherroepelijk is geworden. Een bevoegd gezag is overigens niet verplicht een aanvraag na het verstrijken van een hier genoemde termijn af te wijzen.

Artikel 15.4, derde lid, geeft ten opzichte van artikel 4:131 Awb een aanvullende regeling voor vergunningvrije activiteiten. Artikel 4:131, tweede lid, Awb heeft alleen betrekking op een appellabel besluit. Voor de toepassing van artikel 4:131, eerste lid, Awb, moet de dag na die waarop het bevoegd gezag de kennisgeving, als bedoeld in artikel 15.4, eerste lid, onderdeel a, heeft gedaan, worden gezien als de dag na die waarop de benadeelde bekend is geworden zowel met de schade als met het voor de schadeveroorzakende gebeurtenis verantwoordelijke bestuursorgaan.

Vierde lid

Het vierde lid verduidelijkt dat artikel 15.4 alleen van toepassing is op zogenaamde indirecte schade. Indirecte schade is schade die wordt veroorzaakt door activiteiten in de omgeving van een perceel van een burger of in de omgeving van een bedrijf. In paragraaf 2.1.2.1 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting is het onderscheid tussen directe en indirecte schade nader beschreven.