1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 15. Schade
  5. Afdeling 15.1 Nadeelcompensatie
  6. 15.8 Bevoegd gezag

Artikel 15.8 Bevoegd gezag

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. Als de aanvraag om schadevergoeding betrekking heeft op een besluit van de gemeenteraad, het algemeen bestuur van een waterschap of provinciale staten of op een algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling, wordt als bestuursorgaan dat de schadevergoeding toekent als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, aangemerkt het college van burgemeester en wethouders, het dagelijks bestuur van het waterschap, het college van gedeputeerde staten respectievelijk Onze Minister die het aangaat, tenzij het tweede lid op die aanvraag van toepassing is.

2. Als de aanvraag om schadevergoeding betrekking heeft op een besluit ter uitvoering van een projectbesluit, is het bestuursorgaan dat het projectbesluit heeft vastgesteld, het bestuursorgaan dat de schadevergoeding toekent.

3. Een bestuursorgaan kan de bevoegdheid om te beslissen op een aanvraag om schadevergoeding overdragen aan een ander bestuursorgaan, als dat bestuursorgaan daarmee instemt.

4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de toepassing van het derde lid.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34 986, nr. 3, p. 246-247)

Eerste lid

Op grond van artikel 4:126, eerste lid, Awb wordt de vergoeding van schade toegekend door het bestuursorgaan dat in de rechtmatige uitoefening van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid of taak schade heeft veroorzaakt. Dat zou voor bijvoorbeeld het omgevingsplan betekenen dat de gemeenteraad de schade afwikkelt. De meeste schaderegelingen in de huidige wetten kennen de bevoegdheid tot schadevergoeding toe aan de Minister, het college van gedeputeerde staten, het dagelijks bestuur van het waterschap of het college van burgemeester en wethouders. In deze wetten is gekozen voor de uitvoerende bestuursorganen als bevoegd orgaan om schadevergoeding toe te kennen. De Omgevingswet kent in lijn hiermee de bevoegdheid om te beslissen op aanvragen om schadevergoeding toe aan het college van burgemeester en wethouders, het dagelijks bestuur van het waterschap, het college van gedeputeerde staten en aan de Minister. Deze bevoegdheidsverdeling sluit aan bij de Omgevingswet, waarbij uitvoerende bevoegdheden aan een van deze organen worden toegekend.

Tweede en derde lid

In het tweede lid wordt de bevoegdheid om te beslissen op aanvragen om schadevergoeding die voortvloeien uit besluiten ter uitvoering van een projectbesluit geattribueerd aan het bevoegd gezag voor het projectbesluit. Hierdoor wordt afgeweken van artikel 4:126, eerste lid, Awb dat uitgaat van toekenning van de schadevergoeding door het bestuursorgaan dat een besluit ter uitvoering van het projectbesluit heeft genomen. Vanwege de samenhang van de verschillende besluiten wordt bewerkstelligd dat alle met de uitvoering van een projectbesluit samenhangende aanvragen om schadevergoeding door één bestuursorgaan worden afgewikkeld. Uit een oogpunt van efficiëntie is dit wenselijk. Bovendien zorgt het artikel ervoor dat de burger die of het bedrijf dat schade lijdt als gevolg van een groot en complex project, bij één loket terecht kan voor de vergoeding van de schade. Dit maakt het oprichten van schadeschappen op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen overbodig.

Een bestuursorgaan, en dus ook het orgaan dat het projectbesluit heeft genomen, kan de bevoegdheid om te beslissen op aanvragen om schadevergoeding overigens wel delegeren aan een ander bestuursorgaan, mits dat orgaan daarmee instemt. Hierin voorziet het derde lid. De delegatieregeling die in dat lid is opgenomen, is vergelijkbaar met de delegatieregelingen die zijn opgenomen in artikel 5.16 van de Omgevingswet en het in dit wetsvoorstel voorgestelde artikel 4.13a van de Omgevingswet.

Vierde lid

Het vierde lid biedt de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen over de toepassing van het derde lid. Daarbij moet worden gedacht aan regels van procedurele of administratieve aard.