1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 16. Procedures
  5. Afdeling 16.3 Totstandkomingsprocedures
  6. 16.3.1 Toepassing afdeling 3.4 Algmene wet bestuursrecht
  7. 16.23 Kring inspraakgerechtigden

Artikel 16.23 Kring inspraakgerechtigden

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.

2. In afwijking van het eerste lid kunnen zienswijzen over een gedoogplichtbeschikking alleen naar voren worden gebracht door belanghebbenden en door de besturen van de gemeenten, de waterschappen en de provincies waarbinnen de onroerende zaak gelegen is of naastgelegen gemeenten, waterschappen en provincies.

3. In afwijking van het eerste lid kunnen zienswijzen over een onteigeningsbeschikking naar voren
worden gebracht door belanghebbenden.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, p. 554)

Eerste lid

Het eerste lid geeft als hoofdregel dat in het kader van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure zienswijzen naar voren kunnen worden gebracht door een ieder. Deze bepaling geeft invulling aan de ruimte die artikel 3:15, tweede lid, Awb laat om in de bijzondere wet een ruimere kring van inspraakgerechtigden aan te wijzen dan alleen belanghebbenden. Artikel 16.22, eerste lid, is een voortzetting van bepalingen uit de huidige omgevingsrechtelijke wetgeving. Voorbeelden hiervan zijn artikel 3.8, eerste lid, aanhef en onder d, Wro (bestemmingsplan), artikel 13.3 van de Wet milieubeheer, artikel 3.12, vijfde lid, Wabo en artikel 11, eerste lid, van de Tracéwet (tracébesluit). Het toekennen van een inspraakrecht aan een ieder voldoet aan de eisen die ter zake voortvloeien uit het verdrag van Aarhus.

Tweede lid

Het tweede lid bevat voor gedoogplichtbeschikkingen een uitzondering op de hoofdregel van het eerste lid. Voor gedoogplichten geldt dat, in overeenstemming met de hoofdregel van afdeling 3.4 Awb, alleen belanghebbenden zienswijzen kunnen indienen. Daarnaast wordt in het tweede lid bepaald dat ook de besturen van de provincies, gemeenten of waterschappen waarbinnen de onroerende zaak waarvoor een gedoogplichtbeschikking wordt aangevraagd, is gelegen en de direct naastgelegen provincies, gemeenten en waterschappen hun zienswijze op de ontwerpgedoogplichtbeschikking naar voren kunnen brengen. Dit omdat zij niet steeds ook belanghebbende bij de zaak zijn, terwijl hun zienswijze, die gebaseerd is op hun lokale kennis, van belang kan zijn voor het nemen van een gedoogplichtbeschikking.