1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 16. Procedures
  5. Afdeling 16.4 Milieueffectrapportage
  6. 16.4.2 Milieueffectrapportage voor projecten
  7. 16.43 Aanwijzen mer-(beoordelings)plichtige projecten en besluiten

Artikel 16.43 Aanwijzen mer-(beoordelings)plichtige projecten en besluiten

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. Bij algemene maatregel van bestuur worden de projecten en de daarvoor benodigde besluiten
aangewezen:
a. die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben en waarvoor bij de voorbereiding van het besluit een milieueffectrapport moet worden gemaakt, en
b. waarvoor moet worden beoordeeld of die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben, en, als dat het geval is, waarvoor bij de voorbereiding van het besluit een milieueffectrapport moet worden gemaakt.

2. Het bevoegd gezag beoordeelt of sprake is van aanzienlijke milieueffecten als bedoeld in het eerste lid, onder b, tenzij degene die voornemens is het project uit te voeren bij de voorbereiding van het besluit een milieueffectrapport maakt.

3. Bij de beoordeling houdt het bevoegd gezag rekening met:
a. de relevante criteria van bijlage III bij de mer-richtlijn,
b. voor zover relevant: de resultaten van eerder uitgevoerde controles of andere beoordelingen van milieueffecten die op grond van verordeningen, richtlijnen en besluiten als bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zijn verkregen.

4. Bij de maatregel kan worden bepaald dat:                                                                                                   a. de aanwijzing van een project of besluit alleen geldt in daarbij aangewezen gevallen,
b. een omgevingsvisie, programma of onderdeel van een omgevingsplan als een te nemen besluit voor een project wordt aangemerkt.

5. Degene die voornemens is het project uit te voeren maakt het milieueffectrapport.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34 986, nr. 3, p. 266-267)

Eerste lid

Dit eerste lid is niet gewijzigd maar wordt hier nader toegelicht in verband met de wijziging van artikel 5.26, vierde lid.

In het eerste lid van artikel 16.43 is geregeld dat bij algemene maatregel van bestuur de projecten en de daarvoor benodigde besluiten worden aangewezen waarvoor moet worden beoordeeld of die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben, en, als dat het geval is, waarvoor bij de voorbereiding van het besluit een milieueffectrapport moet worden gemaakt (onderdeel b).

In artikel 5.26, vierde lid, is bepaald dat voor bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen van milieubelastende activiteiten de beoordelingsregels er alleen toe strekken dat de beoordeling of sprake is van aanzienlijke milieueffecten, bedoeld in artikel 16.43, tweede lid, plaatsvindt. Dit zijn de gevallen waarvoor onder het huidig recht een zogeheten omgevingsvergunning beperkte milieutoets vereist is in het kader van de milieueffectrapportage.

Als uit deze beoordeling volgt dat een milieueffectrapport moet worden gemaakt, wordt een nieuwe aanvraag ingediend waarop het volledige beoordelingskader voor de milieubelastende activiteit uit het Besluit kwaliteit leefomgeving van toepassing is. Deze omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit is dan het besluit waarvoor het milieueffectrapport moet worden gemaakt. In de aanwijzing van de besluiten op grond van dit lid wordt alleen de milieubelastende activiteit genoemd, die als zodanig dus zowel de milieubelastende activiteit met het algemene, brede beoordelingskader omvat als de milieubelastende activiteit waarvoor alleen beoordeeld hoeft te worden of er sprake is van aanzienlijke milieueffecten.

Tweede lid

Het gewijzigde tweede lid stelt zeker dat geen mer-beoordeling hoeft plaats te vinden als (direct) vaststaat dat degene die het voornemen heeft het project uit te voeren een milieueffectrapport maakt. Dit kan zowel een particuliere partij zijn als een bestuursorgaan.

Derde lid

Op grond van artikel 16.43, derde lid, houdt het bevoegd gezag bij zijn beslissing over de mer-beoordeling rekening met de relevante criteria van bijlage III bij de mer-richtlijn en de resultaten van eerder uitgevoerde controles of andere beoordelingen van milieueffecten die op grond van andere EU-regelgeving is verkregen. Dit artikel is de implementatie van artikel 4, vijfde lid, van de herziene mer-richtlijn en komt overeen met artikel 7.17, derde lid, onder a en b, Wm, zoals gewijzigd door de wet tot wijziging van de Wet milieubeheer en de Crisis- en herstelwet in verband met de uitvoering van Richtlijn 2014/52/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/92/EU betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PbEU 2014, L 124) (implementatie herziening mer-richtlijn) (Stb. 2017, 30).

Het motiveringsvereiste in het derde lid van dit artikel is geschrapt in de wet. In plaats daarvan zullen op grond van artikel 16.88, eerste lid, aanhef en onder h (oud: onder e), van de Omgevingswet, bij algemene maatregel van bestuur regels over de mer-beoordeling worden gesteld ter implementatie van artikel 4, vijfde en zesde lid, van de herziene mer-richtlijn.

Oorspronkelijke wettekst

1. Bij algemene maatregel van bestuur worden de projecten en de daarvoor benodigde besluiten aangewezen:
a. die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben en waarvoor bij de voorbereiding van het besluit een milieueffectrapport moet worden gemaakt, en
b. waarvoor moet worden beoordeeld of die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben, en, als dat het geval is, waarvoor bij de voorbereiding van het besluit een milieueffectrapport moet worden gemaakt.

2. Het bevoegd gezag beoordeelt of sprake is van aanzienlijke milieuef-fecten als bedoeld in het eerste lid, onder b, tenzij het een:
a. besluit op aanvraag betreft en degene die voornemens is het project uit te voeren bij de mededeling, bedoeld in artikel 16.45, verklaart dat hij bij de voorbereiding van het besluit een milieueffectrapport maakt, of
b. ambtshalve te nemen besluit betreft en het bevoegd gezag zonder een voorafgaande beoordeling een milieueffectrapport maakt.

3. Bij de beoordeling houdt het bevoegd gezag rekening met de relevante criteria van bijlage III bij de mer-richtlijn. Als er geen milieuef-fectrapport hoeft te worden gemaakt, wordt dat bij het besluit gemotiveerd.

4. Bij de maatregel kan worden bepaald dat:
a. de aanwijzing van een project of besluit alleen geldt in daarbij aangewezen gevallen,
b. een omgevingsvisie, programma of onderdeel van een omgevingsplan als een te nemen besluit voor een project wordt aangemerkt.

5. Degene die voornemens is het project uit te voeren maakt het milieueffectrapport.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, p. 560-561)

Op grond van het eerste lid worden bij algemene maatregel van bestuur de besluiten aangewezen waarvoor een mer-(beoordelings)plicht geldt. Dit zijn besluiten die betrekking hebben op projecten.
Het tweede lid bepaalt dat bij de bepaling of een besluit als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, mer-plichtig is, rekening moet worden gehouden met de relevante criteria van bijlage III bij de mer-richtlijn. In hoofdlijnen betreft het de kenmerken van het projecten, de plaats van de projecten en de kenmerken van het potentiële effect. De beoordeling kan betrekking hebben op een mer-beoordeling in het kader van een vergunningaanvraag maar ook op een mer-beoordeling in het kader van een ambtshalve te nemen besluit. Als er geen MER gemaakt hoeft te worden, wordt dat bij het besluit gemotiveerd.
Het derde lid, aanhef en onder a, voorziet erin dat voor projecten en besluiten in de algemene maatregel van bestuur een drempel kan worden opgenomen waarboven een mer-plicht of mer-beoordelingsplicht geldt.
Op grond van het derde lid, aanhef en onder b, kan een plan of programma als besluit worden beschouwd. Van belang hiervoor is of het plan of programma onder de plan-mer-plicht van artikel 16.34, eerste lid, valt of dat er sprake is van een plan dat in feite een besluit is. Hierbij kan worden gedacht aan een omgevingsplan dat niet verder hoeft te worden uitgewerkt en daarmee niet als plan of programma moet worden beschouwd, maar als besluit.
Dit artikel is ontleend aan artikel 7.2 van de Wet milieubeheer. Het tweede lid komt overeen met artikel 7.17, derde lid, van de Wet milieubeheer.