1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 16. Procedures
  5. Afdeling 16.5 De omgevingsvergunning
  6. 16.5.1 Algemeen
  7. 16.58 Beslissing over kerkelijk rijksmonument

Artikel 16.58 Beslissing over kerkelijk rijksmonument

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. Voor zover de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een rijksmonumentenactiviteit en het rijksmonument of voorbeschermde rijksmonument een kerkelijk monument is als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, neemt het bevoegd gezag pas een beslissing na overleg met de eigenaar.

2. Voor zover het gaat om een beslissing waarbij wezenlijke belangen van het belijden van de godsdienst of levensovertuiging in dat monument in het geding zijn, beslist het bevoegd gezag alleen in overeenstemming met de eigenaar.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, p. 566-567)

Dit artikel voorziet in een bijzondere regeling voor zover de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een rijksmonumentenactiviteit en het desbetreffende rijksmonument of voorbeschermde rijksmonument een kerkelijk monument is als bedoeld in artikel 1, onder e, van de Monumentenwet 1988. Artikel 16.55 is inhoudelijk ongewijzigd overgenomen uit artikel 3.2a Wabo. Voor de Wabo was het artikel opgenomen in de Monumentenwet 1988.
Achtergrond van dit artikel is de scheiding tussen Kerk en Staat. Belangrijk is dat er goed beargumenteerde liturgische of andere kerkelijk inhoudelijke motieven ten grondslag liggen aan de voorgenomen activiteit waarvoor de omgevingsvergunning wordt aangevraagd. Cruciaal zijn hierbij de wezenlijke belangen van het belijden van de godsdienst of levensovertuiging. Uit jurisprudentie blijkt dat de eigenaar deze eerst moet benoemen en zich vervolgens een oordeel moet vormen of, en zo ja in hoeverre, deze wezenlijke belangen in het geding zijn bij de voorgenomen activiteit. Bij het verwijderen van een vast bankenplan om de kerk bijvoorbeeld te kunnen verhuren voor congressen, is louter sprake van een economisch belang. In dat geval hoeft er geen overeenstemming te zijn.
Het gebeurt in de praktijk overigens zelden dat geen overeenstemming wordt bereikt. In voorkomend geval blijkt dat meningsverschillen tussen het bevoegd gezag en de eigenaar van de kerk gaan over verwijdering of verplaatsing van belangrijke monumentale onderdelen van het interieur, zoals preekstoel, doophek, vaste banken, altaren en biechtstoelen. Tijdens vooroverleg kunnen partijen vroegtijdig elkaars visies en standpunten uitwisselen, om te komen tot een plan dat rekening houdt met alle betrokken belangen. Dit draagt bij aan het bereiken van de vereiste overeenstemming en kan zo vertraging tijdens de vergunningprocedure voorkomen.