1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 16. Procedures
  5. Afdeling 16.5 De omgevingsvergunning
  6. 16.5.2 Reguliere voorbereidingsprocedure
  7. 16.64 Beslistermijn en kennisgeving

Artikel 16.64 Beslistermijn en kennisgeving

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. Het bevoegd gezag beslist op de aanvraag om een omgevingsvergunning binnen acht weken of, als de voorgenomen beslissing op de aanvraag instemming als bedoeld in artikel 16.16 behoeft, binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag.

2. Het bevoegd gezag kan de beslistermijnen, bedoeld in het eerste lid, eenmaal met ten hoogste zes weken verlengen. Dit besluit wordt bekendgemaakt binnen de beslistermijn.

3. Tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van het besluit op de aanvraag om een omgevingsvergunning geeft het bevoegd gezag kennis van dat besluit op de in artikel 12 van de Bekendmakingswet bepaalde wijze.

4. Met toepassing van artikel 28, eerste lid, laatste zinsnede, van de Dienstenwet is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op de voorbereiding van de beslissing op de aanvraag.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2019/20, 35 395, nr. 3, p. 4)

Met de tweede nota van wijziging bij de Wet elektronische publicaties is een eerdere wijziging van artikel 3:44 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) gewijzigd. Gebleken is dat een verplichting tot integrale mededeling van beschikkingen tot ongewenste uitvoeringslasten leidt, omdat deze beschikkingen voor die publicatie geschikt moeten worden gemaakt. Deze wijziging wordt nu ook in de artikelen 15.3, 16.32b, 16.64, 16.64a, 16.66 en 16.77b van de Omgevingswet doorgevoerd. In deze wijzigingen wordt iedere keer mededeling vervangen door een kennisgeving van een terinzagelegging. Daarnaast wordt de verplichting om die kennisgeving in de Staatscourant te plaatsen geschrapt, omdat artikel 3:12 van de Awb hier al in voorziet.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34 986, nr. 3, p. 272)

Omdat de wet niet meer voorziet in een positieve beschikking bij niet tijdig beslissen (de zogenoemde lex silencio positivo), is de mededeling van het besluit tot verlenging van de beslistermijn in het tweede lid geschrapt. Voorheen was het relevant dat derden op de hoogte zouden raken van een dergelijke verlenging, omdat bij overschrijding van de beslistermijn een omgevingsvergunning van rechtswege ontstond. Dit is onder de Omgevingswet niet meer het geval. Met de mededeling van de beslissing op de aanvraag die in het voorgestelde derde lid is opgenomen, kunnen derden altijd op de hoogte raken van de beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning.

Op grond van het voorgestelde derde lid van artikel 16.64 doet het bevoegd gezag onverwijld mededeling van de beslissing op de aanvraag in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze. Deze mededeling geschiedt dus op eenzelfde wijze als de kennisgeving van de aanvraag om een omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 16.63 van de Omgevingswet. Het specifieke karakter van het omgevingsrecht vergt immers dat ook derden ook op de hoogte moeten kunnen raken van een dergelijke beslissing.

Oorspronkelijke wettekst

1. Het bevoegd gezag beslist op de aanvraag om een omgevingsvergunning binnen acht weken of, als de voorgenomen beslissing op de aanvraag instemming als bedoeld in artikel 16.16 behoeft, binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag.

2. Het bevoegd gezag kan de beslistermijnen, bedoeld in het eerste lid, eenmaal met ten hoogste zes weken verlengen. Dit besluit wordt bekendgemaakt binnen de beslistermijn. Tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking deelt het bevoegd gezag dat besluit mee op dezelfde wijze als het heeft kennisgegeven van de aanvraag.

3. Met toepassing van artikel 28, eerste lid, laatste zinsnede, van de Dienstenwet is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op de voorbereiding van de beslissing op de aanvraag.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, p. 568-569)

Dit artikel regelt de beslistermijn bij toepassing van de reguliere procedure. Artikel 16.62 is gedeeltelijk ontleend aan artikel 3.9 Wabo. De beslistermijn bedraagt op grond van het eerste lid acht weken, of, als de voorgenomen beslissing op de desbetreffende aanvraag instemming als bedoeld in artikel 16.15 behoeft, twaalf weken. Deze van rechtswege verlenging met vier weken houdt verband met de termijn die voor het instemmingsorgaan geldt om op het verzoek om instemming te beslissen. Deze termijn bedraagt op grond van artikel 16.17, eerste lid, vier weken. Met de - van rechtswege - verlenging met vier weken wordt een heldere regeling geboden voor de praktijk. De aanvrager en ook derde-belanghebbenden weten wat zij qua beslistermijn maximaal kunnen verwachten en voor het bevoegd gezag gaat deze regeling niet gepaard met extra procedurele vereisten, zoals het nemen van een verlengings- of opschortingsbeslissing in elk individueel geval en het bekendmaken daarvan. Benadrukt wordt dat de termijn van twaalf weken een maximale termijn is en dat uiteraard niets het bevoegd gezag in de weg staat om al eerder te beslissen, als de vereiste instemming van het instemmingsorgaan is verkregen.
De beslistermijnen, bedoeld in het eerste lid (dus de termijn van acht of de termijn van twaalf weken), kunnen eenmaal worden verlengd met ten hoogste zes weken (tweede lid). De lengte van deze verlengingsmogelijkheid is hetzelfde als thans onder de Wabo.
In de omgevingsvergunningen worden toestemmingen geïntegreerd die voor een deel zijn aan te merken als een vergunning die valt onder de dienstenrichtlijn. Als gevolg hiervan zijn eveneens omgevingsvergunningen voor een aantal activiteiten geheel of gedeeltelijk aan te merken als een zodanige vergunning. Het gaat hier om de omgevingsvergunning voor de afwijkactiviteit, de stortingsactiviteit op zee, de brandveilig gebruiksactiviteit, de milieuactiviteit, de wateractiviteit, de mijnbouwinstallatie-plaatsingsactiviteit, de beperkingengebiedactiviteit, de Natura 2000-activiteit en activiteiten waarvoor in de waterschapsverordening of in de omgevingsverordening een Omgevingswet-vergunningplicht is opgenomen. In artikel 28 van de Dienstenwet is bepaald dat de in paragraaf 4.1.3.3 Awb opgenomen regeling over de positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen (de zogenoemde lex silencio positivo) van toepassing is op de vergunningen die vallen onder de dienstenrichtlijn, tenzij een vergunning hiervan bij wettelijk voorschrift wordt uitgezonderd. In paragraaf 4.16.3 van het algemeen deel van de memorie van toelichting is gemotiveerd aangegeven waarom toepassing van lex silencio positivo voor het beleidsveld omgevingsrecht niet wenselijk is en waarom er in lijn met de Dienstenwet voldoende rechtvaardigingsgrond is om de lex silencio positivo in de Omgevingswet uit te zonderen. Het derde lid voorziet er in dat de omgevingsvergunningen die onder de reguliere voorbereidingsprocedure worden gebracht, zijn uitgezonderd van toepassing van de lex silencio positivo. Een dergelijke bepaling is voor de omgevingsvergunningen die onder de voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb worden gebracht niet nodig. Het vierde lid van artikel 3:10 Awb voorziet er namelijk in dat de regeling van de lex silencio positivo niet van toepassing is als afdeling 3.4 Awb van toepassing is.