1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 17. Adviesorganen en adviseurs
  5. Afdeling 17.1 Adviesorganen op Rijksniveau
  6. 17.1.1 Algemene bepalingen
  7. 17.2 Samenstelling, benoeming leden, werkwijze en ondersteuning adviesorganen

Artikel 17.2 Samenstelling, benoeming leden, werkwijze en ondersteuning adviesorganen

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat of Onze Minister die het aangaat benoemt en ontslaat de voorzitter en leden van een adviesorgaan. De voorzitter en leden kunnen voorts zelf ontslag nemen door schriftelijke kennisgeving aan de betrokken minister.

2. De artikelen 11, tweede lid, 12, 15, 16, 19 tot en met 21, en 29 van de Kaderwet adviescolleges zijn van overeenkomstige toepassing op adviesorganen.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34 986, nr. 3, p. 285)

In de artikelen 17.2, eerste lid, en 17.4 wordt «Onze Minister» vervangen door «Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat of Onze Minister die het aangaat». De Minister van Infrastructuur en Waterstaat wordt in die bepalingen expliciet genoemd, omdat de Commissie voor de milieueffectrapportage, het enige adviesorgaan is dat bij wet wordt ingesteld (zie artikel 17.5) en het benoemen en ontslaan van de voorzitter en leden van de Commissie voor de milieueffectrapportage, volledig vallen binnen het beleidsterrein van deze Minister. Op grond van artikel 17.6 kunnen bij algemene maatregel van bestuur andere adviesorganen worden ingesteld. In het Omgevingsbesluit zal via het voorgenomen Invoeringsbesluit Omgevingswet in ieder geval een schadebeoordelingscommissie worden ingesteld die tot taak heeft advies uit te brengen over aanvragen om vergoeding van schade die veroorzaakt wordt door omgevingsvergunningen voor rijksmonumentenactiviteiten met betrekking tot een archeologisch monument. De instelling van deze commissie sluit aan bij de huidige praktijk. Omdat de werkzaamheden van deze commissie volledig binnen het beleidsterrein van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vallen, zal deze Minister verantwoordelijk zijn voor het benoemen en ontslaan van de voorzitter en leden van die commissie.

Oorspronkelijke wettekst

1. Onze Minister benoemt en ontslaat de voorzitter en leden van een adviesorgaan. De voorzitter en leden kunnen voorts zelf ontslag nemen door schriftelijke kennisgeving aan Onze Minister.

2. De artikelen 11, tweede lid, 12, 15, 16, 19 tot en met 21, en 29 van de Kaderwet adviescolleges zijn van overeenkomstige toepassing op adviesorganen.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, p. 579)

Eerste lid

Voor de benoeming en het ontslag van de voorzitters en leden van een adviesorgaan op rijksniveau, de in afdeling 17.1 geregelde adviesorganen, wordt voorgesteld om te bepalen dat die benoemingen worden gedaan door de Minister van Infrastructuur en Milieu. Daarnaast kunnen de voorzitters en leden eigener beweging ontslag nemen, dat behoeft dan geen instemming van de Minister van Infrastructuur en Milieu. Wat betreft de Commissie voor de milieueffectrapportage betekent dit artikel een wijziging ten opzichte van artikel 2.19 van de Wet milieubeheer, waarin sprake is van benoeming en ontslag door de Kroon op gezamenlijke voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, de Minister van Economische Zaken en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Omwille van vereenvoudiging van de procedure wordt dit beperkt tot benoeming en ontslag door de Minister van Infrastructuur en Milieu. Om uitdrukking te blijven geven aan de medeverantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van Economische Zaken en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het instrument milieueffectrapportage en voor de Commissie voor de milieueffectrapportage, zal de Minister van Infrastructuur en Milieu in het geval van benoemingen in die commissie voorafgaand aan benoeming en ontslag afstemming hebben met de beide genoemde bewindspersonen. Het voorschrift dat de voordracht tot benoeming van de voorzitter geschiedt in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad komt te vervallen.

Tweede lid

De in afdeling 17.1 geregelde adviesorganen op rijksniveau zijn geen adviescolleges in de zin van de Kaderwet adviescolleges. Die Kaderwet is daarom niet zonder meer van toepassing op deze adviesorganen. De Kaderwet adviescolleges bevat enkele regels die goed toepasbaar zijn op de in afdeling 17.1 geregelde adviesorganen op rijksniveau. Een dergelijke toepassing bewerkstelligt uniformiteit in de regeling voor deze adviesorganen en aansluiting bij de regeling voor de adviescolleges als bedoeld in de Kaderwet adviescolleges. De in artikel 17.2, tweede lid, van het wetsvoorstel genoemde artikelen van de Kaderwet adviescolleges zijn van toepassing op de in afdeling 17.1 geregelde adviesorganen op rijksniveau.