1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 17. Adviesorganen en adviseurs
  5. Afdeling 17.2 Adviesorganen op gemeentelijk niveau
  6. 17.2.2 Verplichte gemeentelijke adviesorganen
  7. 17.9 Gemeentelijke adviescommissie

Artikel 17.9 Gemeentelijke adviescommissie

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. De gemeenteraad stelt een commissie in die in ieder geval tot taak heeft te adviseren over de aanvragen om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument. Binnen deze commissie zijn enkele leden deskundig op het gebied van de monumentenzorg, die in ieder geval worden betrokken bij de advisering over een rijksmonumentenactiviteit.

2. Naast de gevallen waarin de commissie op grond van artikel 16.15, eerste lid, als adviseur wordt aangewezen, kan het college van burgemeester en wethouders de commissie advies vragen over het ontwikkelen van beleid voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving.

3. De commissie baseert haar advies, voor zover van toepassing, op de omgevingsvisie, het omgevingsplan en de beleidsregels, bedoeld in artikel 4.19. Bij een advies over een rijksmonumentenactiviteit neemt de commissie de uitgangspunten, bedoeld in artikel 5.22, in acht.

4. De adviezen van de commissie zijn deugdelijk gemotiveerd en worden schriftelijk openbaar gemaakt.

5. De door de commissie gehouden vergaderingen zijn openbaar. Een vergadering of een gedeelte daarvan is niet openbaar in gevallen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur en in gevallen waarin het belang van openbaarheid niet opweegt tegen de in artikel 10, tweede lid, van die wet genoemde belangen.

6. De commissie zendt de gemeenteraad elk jaar een verslag over de door haar verrichte werkzaamheden.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34 986, nr. 3, p. 285)

De voor artikel 17.9 voorgestelde wijzigingen houden verband met de bij dit wetsvoorstel voorgestelde wijzigingen van artikel 16.15 en de toevoeging van een nieuw artikel 16.15a. Verwezen wordt naar de artikelsgewijze toelichting bij die onderdelen.

Oorspronkelijke wettekst

1. De gemeenteraad stelt een commissie in die in ieder geval tot taak heeft te adviseren over de aanvragen om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit, voor zover het andere dan archeologische monumenten betreft. Binnen deze commissie zijn enkele leden deskundig op het gebied van de monumentenzorg, die in ieder geval worden betrokken bij de advisering over een rijksmonumentenactiviteit.

2. Het college van burgemeesters en wethouders vraagt de commissie advies:
a. voordat het met betrekking tot een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid:
1┬░. beslist op een aanvraag, of
2┬░. adviseert over een aanvraag of ontwerpbesluit,
b. in door de gemeenteraad aangewezen gevallen.

3. Het college van burgemeester en wethouders kan de commissie tevens advies vragen over:
a. andere aanvragen om een omgevingsvergunning dan de aanvragen, bedoeld in het eerste lid, en
b. het ontwikkelen van beleid voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving.

4. De commissie baseert haar advies, voor zover van toepassing, op de omgevingsvisie, het omgevingsplan en de beleidsregels, bedoeld in artikel 4.19. Bij een advies over een rijksmonumentenactiviteit neemt de commissie de uitgangspunten, bedoeld in artikel 5.22, in acht.

5. De adviezen van de commissie zijn deugdelijk gemotiveerd en worden schriftelijk openbaar gemaakt.

6. De door de commissie gehouden vergaderingen zijn openbaar. Een vergadering of een gedeelte daarvan is niet openbaar in gevallen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur en in gevallen waarin het belang van openbaarheid niet opweegt tegen de in artikel 10, tweede lid, van die wet genoemde belangen.

7. De commissie zendt de gemeenteraad elk jaar een verslag over de door haar verrichte werkzaamheden.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, p. 581)

Dit artikel is de opvolger van artikel 15 van de Monumentenwet 1988. Op grond van dit artikel moet de gemeenteraad een commissie voor de monumentenzorg instellen met de hierin genoemde taken. De samenstelling van de commissie dient zodanig te zijn dat een onafhankelijk en deskundig oordeel kan worden gevormd. De onafhankelijkheid van de commissie blijkt uit het feit dat in de commissie geen leden van het college van burgemeester en wethouders kunnen worden benoemd (zie artikel 17.8). De commissie beschikt ten minste over deskundigheid op het gebied van cultuurhistorie, bouw- en architectuurhistorie, restauratie, landschap en stedenbouw. Het is de verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur om er voor te zorgen dat deskundigheid in de commissie voorhanden is. Het is nog steeds mogelijk gebruik te maken van een regionale commissie of gecombineerde welstands- en monumentencommissie. Ook voor deze commissies geldt dat de deskundigheid bij enkele leden gewaarborgd moet zijn. Er wordt geen wettelijke plicht tot advisering over vergunningaanvragen voor archeologische rijksmonumenten opgenomen, omdat voor omgevingsvergunningen voor deze monumenten de figuur van het advies met instemming zal gelden. Het oordeel van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal dus van doorslaggevende betekenis blijven, net als onder de Monumentenwet 1988, waarin in het geheel geen adviesrol voor het bestuur van de gemeente (of de provincie) is opgenomen. Het staat de gemeente echter vrij om, indien zij dat voor de voorbereiding van een besluit op een aanvraag voor een omgevingsvergunning nodig of nuttig acht, de commissie voor de monumentenzorg hierin een rol te geven.