1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 18. Handhaving en uitvoering
  5. Afdeling 18.1 Bestuursrechtelijke handhaving
  6. 18.1.4 Bestuurlijke boete
  7. 18.12 Bestuurlijke boete bij overtreding regels over bouwen, slopen, gebruik en in stand houden van bouwwerken

Artikel 18.12 Bestuurlijke boete bij overtreding regels over bouwen, slopen, gebruik en in stand houden van bouwwerken

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. Het bevoegd gezag kan een bestuurlijke boete opleggen bij overtreding van:
a. op grond van artikel 4.1, eerste lid, in een omgevingsplan gestelde regels over het gebruik of de staat van open erven of terreinen of het gebruik van gebouwen, of over het tegengaan van hinder,
b. op grond van artikel 4.3, eerste lid, aanhef en onder a, en vierde lid, gestelde verboden voor en regels of voorschriften over bouwactiviteiten, sloopactiviteiten en het gebruik en in stand houden van bouwwerken.

2. Een bestuurlijke boete kan alleen worden opgelegd als binnen een tijdvak van twee jaar voorafgaand aan de dag van constatering van de overtreding eenzelfde overtreding, begaan door dezelfde overtreder, is geconstateerd.

3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

4. Als de overtreding een bedreiging van de leefbaarheid of een gevaar voor de gezondheid of veiligheid veroorzaakt, kan het bevoegd gezag de boete verhogen tot ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de vierde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de hoogte van de bestuurlijke boete die wegens een overtreding kan worden opgelegd.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34 986, nr 3, p. 295-296)

Artikel 18.12 is – met enkele redactionele en technische wijzigingen – overgenomen uit de Woningwet (artikel 92a) (voetnoot: Wet van 4 juni 2014 tot wijziging van de Woningwet in verband met het versterken van het
handhavingsinstrumentarium (Stb. 2014, 249). Kamerstukken II 2013/14, 33 798, nr. 3, blz. 26). Voorgesteld wordt dit artikel op te nemen in de Omgevingswet, zonder verdergaande wijzigingen in afwachting van onderzoek naar de effectiviteit van de huidige bepaling door de Rijksuniversiteit Groningen.

Deze bestuurlijke boete is sinds 1 januari 2015 beschikbaar voor het bevoegd gezag, voor overtredingen van de algemene regels over de bouwactiviteit, de sloopactiviteit en het gebruiken en in stand houden van bouwwerken, als in de twee jaar voorafgaand aan de overtreding een eerdere overtreding van die regels heeft plaatsgehad. De reden om de boete op deze wijze vorm te geven ligt erin dat er verschillen zijn in aard en ernst van de vele overtredingen die via dit artikel beboetbaar zijn. Voor het overgrote deel van de overtredingen wordt een herstelsanctie voldoende geacht en is er geen reden voor bestraffing. Daar waar het gaat om herhaaldelijke overtreding van de regels is geoordeeld dat optreden met een bestuurlijke boete geoorloofd is. Daarnaast is de boete bedoeld voor overtredingen die zijn aan te merken als relatief «kleinere» overtredingen, die gemakkelijk begaan en weer ongedaan gemaakt kunnen worden.

Regels over het gebruik of de staat van open erven en terreinen, gebruik van gebouwen waarbij het doel niet de brandveiligheid is, alsmede regels over het tegengaan van hinder kunnen worden opgenomen in een omgevingsplan. Met het oog op de bescherming van gezondheid en veiligheid worden op grond van artikel 4.3, eerste lid, aanhef en onder a, en derde lid, van de Omgevingswet bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling regels gegeven over bouwactiviteiten, sloopactiviteiten en het gebruik en in stand houden van bouwwerken.

Zoals hiervoor is aangegeven, moet het bevoegd gezag (in dit geval het college van burgemeester en wethouders) met het Openbaar Ministerie afstemmen over de inzet van de bestuurlijke boete (zie artikel 18.16). Een bruikbaar kader hiervoor biedt de Landelijke Handhavingsstrategie (voetnoot: De Landelijke Handhavingstrategie is ontwikkeld vanuit het milieurecht, met oog voor het bredere omgevingsrecht, en heeft in eerste instantie betrekking op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de in artikel 5.1 Wabo opgenomen wetten, waaronder ook de Woningwet. Feitelijk ligt de toepassing van de Landelijke Handhavingstrategie vooral
in het milieudomein). Verder kunnen gemeenten zelf beleid maken rond de wijze waarop de boete wordt toegepast, met inbegrip van een eventuele staffel in de hoogte van de boete. Omdat het een breed palet aan overtredingen van verschillende aard en ernst kan betreffen, kan het bevoegd gezag daar zelf beleidsregels voor stellen. Wel is de mogelijkheid opgenomen – en uit de Woningwet overgenomen – om eventueel bij algemene maatregel van bestuur regels op te nemen over de hoogte van de boete als uit de praktijk blijkt dat daar behoefte aan is.