1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 18. Handhaving en uitvoering
  5. Afdeling 18.1 Bestuursrechtelijke handhaving
  6. 18.1.4 Bestuurlijke boete
  7. 18.16 Afstemming bestuurlijke boete en strafrechtelijke handhaving

Artikel 18.16 Afstemming bestuurlijke boete en strafrechtelijke handhaving

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

Als de ernst van een overtreding of de omstandigheden waaronder zij is begaan daartoe aanleiding geven, legt het bevoegd gezag de gedraging voor aan het openbaar ministerie.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34 986, nr 3, p. 300-301)

Aangezien de regels gesteld bij of krachtens de Omgevingswet via de Wet op de economische delicten strafrechtelijk kunnen worden gehandhaafd, is er afstemming nodig met de in deze paragraaf geregelde boetebevoegdheden. In de Awb is de combinatie van een bestuurlijke boete met een strafrechtelijke sanctie uitgesloten, omdat dit zou leiden tot een ongewenste cumulatie van gelijksoortige sancties (voetnoot: Kamerstukken II 2003/04, 29 702, nr. 3, blz. 88 (una via-beginsel)). Artikel 5:44 Awb geeft het bestuursorgaan de bevoegdheid een bestuurlijke boete op te leggen, als het Openbaar Ministerie besluit niet tot strafvervolging over te gaan (of niet tijdig – binnen 13 weken – aan het bestuursorgaan mededeelt tot strafvervolging over te zullen gaan). Het artikel bevat een soort «voorrangsregel»: het instellen van strafrechtelijke vervolging (of het opleggen van een strafbeschikking (voetnoot: Bij de handhaving van de Omgevingswet en onderliggende regelgeving speelt geen cumulatie van twee boetebevoegdheden: de bestuurlijke boete en de bestuurlijke strafbeschikking. Het bevoegd gezag heeft of de beschikking over de ene boetebevoegdheid of over de andere, nooit over allebei tegelijk!)) belemmert de oplegging van een bestuurlijke boete.

Het voorgestelde artikel 18.16 geeft invulling aan de in artikel 5:44, tweede lid, Awb geboden mogelijkheid om bij wettelijk voorschrift te bepalen dat een overtreding niet (of niet in alle gevallen) aan de officier van justitie hoeft te worden voorgelegd. Over de afstemming en taakverdeling bij de handhaving van omgevingsrechtelijke regels zijn tussen het bestuurlijke bevoegd gezag en het (functioneel parket van het) Openbaar Ministerie afspraken gemaakt in de Landelijke handhavingsstrategie (Een passende interventie bij elke bevinding) (voetnoot: http://www.infomil.nl/onderwerpen/integrale/handhaving/landelijke/introductie/. Voor de BRZO-bedrijven is een specifieke handhavingsstrategie opgesteld). Deze strategie biedt aan het bestuurlijke bevoegd gezag ruimte om een lik-op-stuk-beleid te voeren met de bestuurlijke boete. Ook garandeert deze strategie voor het Openbaar Ministerie de mogelijkheid om bij ernstige overtredingen of bijzondere omstandigheden zelf te kunnen interveniëren. De strategie bevat een zogenaamde interventieladder en interventiematrix. Die hulpmiddelen kunnen worden gezien als invulling van de twee algemene afstemmingscriteria uit artikel 18.16: «ernst van de overtreding» en «omstandigheden waaronder». De Landelijke handhavingsstrategie is van toepassing op (grote) delen van het omgevingsrecht: de Wabo en de meeste van de in artikel 5.1 Wabo opgenomen wetten. Die wetten gaan geheel of gedeeltelijk op in de Omgevingswet. Het ligt daarom in de rede om de Landelijke handhavingsstrategie ook te laten gelden voor de Omgevingswet.