1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 19. Bevoegdheden in bijzondere omstandigheden
  5. Afdeling 19.1 Ongewoon voorval
  6. 19.2 Aanwijzing en afstemming bevoegd gezag

Artikel 19.2 Aanwijzing en afstemming bevoegd gezag

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. In deze afdeling wordt onder bevoegd gezag verstaan:
a. het bestuursorgaan waarbij op grond van artikel 18.2 de bestuursrechtelijke handhavingstaak berust of dat op grond van artikel 18.3 of 18.4 bevoegd is tot oplegging van een last onder bestuursdwang, of
b. voor zover het ongewoon voorval betrekking heeft op luchtverontreiniging: de commissaris van de Koning.

2. Als bij een ongewoon voorval meer bevoegde bestuursorganen zijn betrokken, stemmen deze bestuursorganen de nodige maatregelen om de nadelige gevolgen van een ongewoon voorval te voorkomen op elkaar af. In spoedeisende gevallen kan van afstemming worden afgezien, mits zo spoedig mogelijk na het nemen van de eerst noodzakelijke maatregelen afstemming plaatsvindt.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, p. 588)

Eerste lid

Voor de aanwijzing van het bevoegd gezag - ofwel het voor uitvoering van de in dit hoofdstuk toegekende bevoegdheden en opgelegde verplichtingen bevoegde bestuursorgaan - wordt aangesloten bij de bevoegdheidsverdeling in hoofdstuk 18 van dit wetsvoorstel. Het bestuursorgaan dat is belast met de bestuursrechtelijke handhavingstaak dan wel dat bevoegd is tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie, wordt aangewezen als bevoegd gezag voor het geval zich een bijzondere omstandigheid voordoet. Specifiek wordt de commissaris van de Koning aangewezen wanneer het voorval luchtverontreiniging veroorzaakt ter bestendiging van de regeling voor voorzieningen in het geval van bijzondere omstandigheden in hoofdstuk V van de Wet inzake de luchtverontreiniging. Overigens is dat hoofdstuk deels opgenomen in de specifieke bepaling van artikel 19.12. Via de bevoegdheidstoedeling van hoofdstuk 18 wordt voor de meeste activiteiten waarbij zich ongewone voorvallen kunnen voordoen, het college van burgemeester en wethouders aangewezen als bevoegd gezag. In situaties waar voor de handhaving van de activiteit waardoor het ongewoon voorval wordt veroorzaakt, een ander bestuursorgaan is aangewezen, is dat andere bestuursorgaan bevoegd op te treden. Dit kan bijvoorbeeld gedeputeerde staten zijn als zich een calamiteit voordoet bij een IPPC-installatie of als het ongewoon voorval plaatsvindt in een Natura 2000-gebied. Wanneer het ongewoon voorval leidt tot verontreiniging van oppervlaktewater zal de waterbeheerder bevoegd gezag zijn.

Tweede lid

Deze bepaling bevat een verbijzondering van de algemene bepaling over «afstemming en samenwerking» in artikel 2.2, namelijk een afstemmingsplicht voor het geval twee of meer bestuursorganen voor eenzelfde ongewoon voorval bevoegd zijn op te treden. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn, wanneer - om bij de eerder gegeven voorbeelden te blijven - een ongewoon voorval bij een IPPC-installatie gepaard gaat met een lozing van verontreinigende stoffen (of verontreinigd bluswater) op oppervlaktewater. Om te voorkomen dat de veroorzaker van het ongewoon voorval tegenstrijdige of niet gelijktijdig te treffen maatregelen van beide bevoegde gezagen opgelegd krijgt, informeren deze bestuursorganen elkaar over de voorgenomen maatregelen en stemmen die maatregelen zo nodig met elkaar af. Een en ander uiteraard voor zover de eventueel vereiste spoedeisendheid dat toelaat: als het treffen van maatregelen of een besluit tot het opleggen van de maatregelen dermate spoedeisend is dat afstemming vooraf niet kan worden afgewacht, kan de afstemming ook achteraf plaatsvinden. Die afstemming vindt plaats binnen het kader van de Wet veiligheidsregio's, zodra het ongewoon voorval trekken krijgt van «een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis» als bedoeld in artikel 39 van die wet.