1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 19. Bevoegdheden in bijzondere omstandigheden
  5. Afdeling 19.1 Ongewoon voorval
  6. 19.4 Veroorzaker verplichten tot treffen van maatregelen

Artikel 19.4 Veroorzaker verplichten tot treffen van maatregelen

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. Het bevoegd gezag verplicht de veroorzaker tot het treffen van de maatregelen die redelijkerwijs van hem kunnen worden verlangd om de nadelige gevolgen van het ongewoon voorval te voorkomen.

2. Het bevoegd gezag kan aanwijzingen geven over het verrichten van de activiteit of het treffen van maatregelen, waaronder de aanwijzing om de activiteit waardoor het ongewoon voorval is veroorzaakt, onmiddellijk stil te leggen.

3. Artikel 5:31 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

4. Als een ongewoon voorval de doelmatige werking van een zuiveringtechnisch werk belemmert of dreigt te belemmeren, kan het bestuur waarbij de zuiveringstaak, bedoeld in artikel 2.17, eerste lid, onder a, onder 2°, berust het bevoegd gezag verzoeken de veroorzaker van het voorval te verplichten tot het treffen van de nodige maatregelen of de veroorzaker de nodige aanwijzingen te geven om de nadelige gevolgen voor de werking van het zuiveringtechnische werk te beperken of weg te nemen.

5. Het bevoegd gezag geeft onverwijld uitvoering aan dit verzoek, voor zover dat niet in strijd is met het belang van de bescherming van het milieu.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, p. 589-590)

Zodra duidelijk is door welke activiteit het ongewoon voorval is veroorzaakt en daarmee wie de veroorzaker is, legt het bevoegd gezag - overeenkomstig het beginsel «de vervuiler betaalt» - de verantwoordelijkheid voor het treffen van de nodige maatregelen bij de veroorzaker. Op grond van het vierde lid gebeurt dit via een beschikking, zodat tegen deze last rechtsbescherming openstaat. De last tot het treffen van maatregelen betreft een specifieke bevoegdheid naast en los van de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang in geval van een overtreding (hoofdstuk 18). Artikel 5:2, tweede lid, Awb maakt hiertussen uitdrukkelijk onderscheid: «geen bestuurlijke sanctie is de enkele last tot het verrichten van bepaalde handelingen». De bevoegdheid tot het laten treffen van maatregelen bij een ongewoon voorval is dus geen bestuurlijke sanctie. Dit laat onverlet, dat - wanneer duidelijk is dat het ongewoon voorval door een overtreding is veroorzaakt - het bevoegd gezag ook, al dan niet in de plaats van deze bevoegdheid, gebruik kan maken van de last onder bestuursdwang of de last onder dwangsom om de ontstane nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving te laten verhelpen. Welke maatregelen nodig zijn, beoordeelt het bevoegd gezag. Concrete voorbeelden van noodzakelijke maatregelen worden bijvoorbeeld genoemd in artikel 5.17 Wabo (dat geformuleerd is als een nadere duiding van de bevoegdheid om een last onder bestuursdwang op te leggen, maar evenzeer ter verduidelijking kan dienen van de last, bedoeld in dit artikel): zo'n maatregel «kan inhouden dat het bouwen, gebruiken of slopen van een bouwwerk wordt gestaakt of dat voorzieningen, met inbegrip van het slopen van een bouwwerk, gericht op het tegengaan of beëindigen van gevaar voor de gezondheid of de veiligheid worden getroffen». Die bevoegdheid tot opschorten of doen staken van een activiteit is uitdrukkelijk in het tweede lid benoemd. Daarbij is gekozen voor de term «stilleggen», dit onder meer in aansluiting bij artikel 56 van de Monumentenwet 1988, artikel 63 van de Wet veiligheidsregio's en artikel 17.1, tweede lid, van de Wet milieubeheer. Het bevoegd gezag kan ook volstaan met geven van aanwijzingen, als de veroorzaker - overeenkomstig de op hem rustende zorgplicht en verantwoordelijkheid - zelf al de naar redelijke verwachting toereikende maatregelen treft of daartoe bereid is (derde lid). Zie voor een vergelijkbare bevoegdheid artikel 17.10, eerste lid, onder d, van de Wet milieubeheer.