1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 19. Bevoegdheden in bijzondere omstandigheden
  5. Afdeling 19.3 Alarmeringswaarden
  6. 19.10 Vaststelling van alarmeringswaarden en informatieplicht

Artikel 19.10 Vaststelling van alarmeringswaarden en informatieplicht

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. Bij ministeriële regeling worden in ieder geval alarmeringswaarden vastgesteld voor:
a. concentraties van verontreinigende stoffen in de buitenlucht,
b. hoogwaterstanden die een gevaar voor primaire waterkeringen kunnen opleveren.

2. De commissaris van de Koning informeert of waarschuwt onverwijld het publiek bij een overschrijding of dreigende overschrijding van een alarmeringswaarde voor concentraties van verontreinigende stoffen in de buitenlucht.

3. Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat informeert of waarschuwt onverwijld de betrokken beheerders van primaire waterkeringen en gedeputeerde staten bij een overschrijding of dreigende overschrijding van een alarmeringswaarde voor hoogwaterstanden.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34 986, nr 3, p. 309-310)

Voorgesteld wordt artikel 19.10 op verschillende punten aan te passen.

In het eerste lid wordt voorgesteld de alarmeringswaarden niet bij algemene maatregel van bestuur maar bij ministeriële regeling te laten vaststellen. Jaarlijks wordt bezien of de gehanteerde alarmeringswaarden voor hoogwaterstanden nog voldoen en zo nodig worden deze waarden bijgesteld. Vastlegging van deze waarden op het niveau van een algemene maatregel van bestuur zoals in het oorspronkelijke artikel 19.10 was bepaald, is in dit licht niet praktisch. Voor de eenduidigheid van het systeem worden ook de alarmeringswaarden voor luchtkwaliteit bij ministeriële regeling vastgesteld.

In het tweede lid vindt de directe aanwijzing plaats van bestuursorganen die bij een dreigende overschrijding van een alarmeringswaarde informeren of waarschuwen (de commissaris van de Koning en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat). Deze directe aanwijzing komt in de plaats van een (getrapte) aanwijzing bij algemene maatregel van bestuur in het oorspronkelijke tweede lid. Wat betreft de concentraties van verontreinigde stoffen in de buitenlucht vormt deze bepaling een voortzetting van artikel 5.18, eerste lid, Wm. Voor hoogwaterstanden vormt deze bepaling een voortzetting van artikel 3.3, eerste lid, onder b, van de Waterwet.

Onderdeel b van het oorspronkelijke tweede lid – een aanwijzing bij algemene maatregel van bestuur van bestuursorganen die maatregelen treffen bij een (dreigende) overschrijding van een alarmeringswaarde – komt te vervallen. Deze bepaling is bij nader inzien niet nodig, noch voor de concentraties van verontreinigde stoffen in de buitenlucht, noch voor hoogwater.

Voor de concentraties van verontreinigde stoffen in de buitenlucht geldt dat hiermee aangesloten wordt op de systematiek onder de Wet milieubeheer. Onder de Wet milieubeheer (artikel 5.18) heeft de commissaris van de Koning de plicht om het publiek te informeren, zoals nu wordt geregeld in het eerste lid, maar werd niet bepaald dat maatregelen of voorzieningen getroffen moeten worden bij overschrijding van een alarmeringswaarde. Hoofdstuk V Wet luvo gaf de commissaris van de Koning wel de bevoegdheid om bepaalde maatregelen te nemen, zoals het sluiten van een inrichting. Deze bevoegdheid is geregeld in artikel 19.4 (bij een ongewoon voorval) en artikel 19.12 (bij een overschrijding van een alarmeringswaarde).

Voor hoogwaterstanden geldt dat het nemen van maatregelen en het treffen van voorzieningen tot het beschermen van de fysieke leefomgeving met betrekking tot primaire waterkeringen al is geregeld in hoofdstuk 2. Dit hoofdstuk voorziet in de toedeling van taken voor het beheer van watersystemen aan verschillende bestuursorganen. Volgens de definitie van «beheer van watersystemen», zoals opgenomen in bijlage A van de Omgevingswet, maken taken gericht op het voorkomen en waar nodig beperken van onder meer overstromingen en wateroverlast integraal onderdeel uit van de beheertaken van waterbeheerders. De maatregelen die getroffen moeten worden bij bepaalde hoogwaterstanden zijn opgenomen in het Landelijk draaiboek Hoogwater en Overstromingen (voetnoot: Uitgave van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (20 september 2016)). Bovendien voorziet artikel 19.15 in een noodbevoegdheid voor de waterbeheerder wanneer normale bevoegdheden ontoereikend zijn.

In het oorspronkelijke artikel was nog de verplichting opgenomen tot het vaststellen van alarmeringswaarden voor concentraties van verontreinigde stoffen in het water. Met de wijziging van het artikel komt deze bepaling te vervallen. Ook in de huidige wetgeving zijn hiervoor geen algemene alarmeringswaarden vastgesteld. De betrokken verantwoordelijke waterbeheerders hebben hierover zowel nationaal als internationaal voldoende afspraken gemaakt om betrokkenen tijdig te kunnen informeren en noodzakelijke maatregelen mogelijk te maken.

Oorspronkelijke wettekst

1. Bij algemene maatregel van bestuur worden in ieder geval alarmeringswaarden vastgesteld voor:
a. concentraties van verontreinigende stoffen in de buitenlucht en in water,
b. hoogwaterstanden die een gevaar voor primaire waterkeringen, bestemd tot directe kering van het buitenwater, kunnen opleveren.

2. Bij de maatregel worden bestuursorganen of andere instanties aangewezen die bij een overschrijding of een dreigende overschrijding van een alarmeringswaarde onverwijld:
a. het publiek of bij die maatregel aangewezen overige bestuursorganen of andere instanties informeren of waarschuwen om de risico's te beperken voor de fysieke leefomgeving, de volksgezondheid of de gezondheid van bijzonder gevoelige bevolkingsgroepen,
b. maatregelen of voorzieningen treffen tot het beschermen van de fysieke leefomgeving, waaronder primaire waterkeringen, en van de volksgezondheid of de gezondheid van bijzonder gevoelige bevolkingsgroepen.

3. Bij ministeriële regeling kunnen maatregelen of voorzieningen worden aangewezen, die getroffen moeten worden bij een overschrijding of een dreigende overschrijding van een alarmeringswaarde.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, p. 594-595)

Deze bepaling bundelt de bestaande regelingen voor alarm- en informatiedrempels over de buitenluchtkwaliteit (titel 5.2 van de Wet milieubeheer) en voor alarmeringspeilen en hoogwaterstanden (artikel 3.3 van de Waterwet) onder een nieuwe term: «alarmeringswaarde». Onder een alarmdrempel, respectievelijk informatiedrempel, wordt in titel 5.2 van de Wet milieubeheer verstaan: een kwaliteitsniveau bij het bereiken waarvan het noodzakelijk is om het publiek te informeren of te waarschuwen, om de risico's voor de gezondheid van bijzonder gevoelige bevolkingsgroepen ingeval van een kortstondige overschrijding van dat kwaliteitsniveau te beperken. In dit wetsvoorstel worden beide begrippen niet meer onderscheiden, maar wordt gekozen voor een nieuwe verzamelterm: alarmeringswaarde. De bestaande alarmerings- en informatiedrempels uit bijlage 2 van de Wet milieubeheer zullen bij algemene maatregel van bestuur opnieuw worden vastgesteld. Dit geldt ook voor de veiligheidsnormen voor waterkeringen (alarmeringspeilen) in bijlage II van de Waterwet.

Bij deze algemene maatregel van bestuur worden ook de bestuursorganen of instanties aangewezen die tot taak hebben om het publiek en andere instanties te informeren en te waarschuwen en om maatregelen of voorzieningen te treffen tegen de (dreigende) aantasting van de kwaliteit of staat van de fysieke leefomgeving of een onderdeel daarvan. Uitgegaan wordt van de bestuursorganen die op dit moment ook zijn aangewezen. Zo is het voornemen dat voor de alarmeringswaarden voor de luchtkwaliteit de commissaris van de Koning de taken en bevoegd heden zal houden, die hem nu toekomen op basis van hoofdstuk V (artikel 43 en volgende) van de Wet inzake de luchtverontreiniging. Voor de alarmeringswaarden voor hoogwaterstanden (alarmeringspeilen) is het voornemen om de bestaande bevoegdheids- en taakverdeling te continueren met betrekking tot dijkbewaking door de beheerders van primaire waterkeringen en gedeputeerde staten van de provincies die het betreft.

Bij ministeriële regeling kunnen maatregelen of voorzieningen worden aangewezen, die de aangewezen bestuursorganen in elk geval moeten treffen ter bescherming van de fysieke leefomgeving. Hierbij kan voor wat betreft de alarmeringswaarden voor de luchtkwaliteit gedacht worden aan de maatregelen genoemd in artikel 43 van de Wet inzake de luchtverontreiniging en voor de alarmeringswaarden met betrekking tot hoogwaterstanden zoals dijkbewaking.