1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 2. Taken en bevoegdheden van bestuursorganen
  5. Afdeling 2.3 Omgevingswaarden
  6. 2.3.1 Algemene bepalingen
  7. 2.9 Omgevingswaarden

Artikel 2.9 Omgevingswaarden

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. Op grond van deze afdeling worden omgevingswaarden vastgesteld met het oog op de doelen van de wet.

2. Een omgevingswaarde bepaalt voor de fysieke leefomgeving of een onderdeel daarvan:
a. de gewenste staat of kwaliteit,
b. de toelaatbare belasting door activiteiten,
c. de toelaatbare concentratie of depositie van stoffen.

3. Een omgevingswaarde wordt uitgedrukt in meetbare of berekenbare eenheden of anderszins in objectieve termen.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, p. 405-406)

Een omgevingswaarde is in bestuurskundige termen een effectgericht beleidsinstrument. Met behulp van een omgevingswaarde wordt een bepaalde kwaliteit tot uitdrukking gebracht waaraan een onderdeel van de fysieke leefomgeving op een bepaald moment en een bepaalde plaats moet voldoen of waarmee eisen worden gesteld aan de staat van de leefomgeving of een onderdeel daarvan. Omgevingswaarden kunnen daarnaast de toelaatbare belasting van de fysieke leefomgeving, al dan niet in verband met gereguleerde menselijke activiteiten, beschrijven.

Omgevingswaarden worden vastgesteld als dat nodig is met het oog op: a. de gewenste staat of kwaliteit, b. de toelaatbare belasting door activiteiten of c. de toelaatbare concentratie of depositie van stoffen in de fysieke leefomgeving of een onderdeel daarvan. In het algemeen gaat het om specifieke eisen die, hoewel vaak ingegeven vanuit een breed scala aan belangen, uit hun aard geen integraal karakter kunnen hebben. De Europese eisen voor luchtkwaliteit zijn bijvoorbeeld specifiek gericht op concentraties van verontreinigende stoffen in de buitenlucht ter bescherming van de gezondheid en het milieu.

Bij de regeling van een omgevingswaarde wordt ook onderbouwd welke taken of bevoegdheden op grond van dit wetsvoorstel of een andere wet zullen worden ingezet om aan de waarde te voldoen. Zoals in het algemeen deel van de memorie van toelichting is toegelicht, vormt een omgevingswaarde een juridisch gespecificeerd beleidsdoel voor het overheidsniveau waarop de omgevingswaarde is vastgesteld. Als het wenselijk is een omgevingswaarde te laten doorwerken naar een specifieke vorm van taakuitoefening of deze te doen betrekken bij de uitoefening van concrete bevoegdheden, zullen een instructieregel, een beoordelingsregel voor de omgevingsvergunning of een instructie aan die doorwerking vorm en inhoud moeten geven. Een instructieregel (zie hieronder de toelichting bij de artikelen 2.22 en verder) verplicht een bestuursorgaan om bij een besluit of taak binnen een bepaald kader te besluiten of te handelen, of regelt de inhoud van bij een besluit op te nemen regels of voorschriften of de wijze van uitvoering van een taak.

Het staat het gemeentebestuur, de provincie of het Rijk overigens vrij om als zij beleidsdoelstellingen hebben ten aanzien van de gewenste staat of kwaliteit, de begrenzing van het draagvermogen, de begrenzing van een of meer gevolgen van activiteiten voor de fysieke leefomgeving of een onderdeel daarvan, af te zien van het vaststellen van omgevingswaarden. Zij kunnen er ook voor kiezen direct tot normstelling via algemene regels voor activiteiten of instructieregels gericht tot bestuursorganen over te gaan, of andere instrumenten ter realisatie van dat beleid in te zetten. Dit geldt natuurlijk niet voor de omgevingswaarden die verplicht moeten worden vastgesteld op grond van de artikelen 2.13 en 2.15.