1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 2. Taken en bevoegdheden van bestuursorganen
  5. Afdeling 2.5 Instructieregels en instructies
  6. 2.5.1 Doorwerking van beleid door instructieregels
  7. 2.27 Verplichte instructieregels Rijk omgevingsverordening

Artikel 2.27 Verplichte instructieregels Rijk omgevingsverordening

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

Regels op grond van artikel 2.24 worden in ieder geval gesteld over omgevingsverordeningen met
het oog op:
a. het behoud van cultureel erfgoed,
b. het behoud van de uitzonderlijke universele waarde van werelderfgoed, in ieder geval ter
uitvoering van het Werelderfgoedverdrag,
c. het beschermen van de gezondheid en het beschermen van het milieu, met betrekking tot het
voorkomen of beperken van geluid in stiltegebieden,
d. het beschermen van de gezondheid, het beschermen van het milieu, het beheer van
natuurlijke hulpbronnen en het duurzaam veiligstellen van de openbare drinkwatervoorziening, met
betrekking tot het beschermen van de kwaliteit van regionale wateren waaruit water voor de
bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water wordt gewonnen, in ieder geval ter
uitvoering van de kaderrichtlijn water,
e. het behoeden van de staat en werking van:
1°. burgerluchthavens van regionale betekenis,
2°. lokale spoorweginfrastructuur buiten de gebieden die op grond van artikel 20, derde lid, van de
Wet personenvervoer 2000 zijn aangewezen en, voor zover daarvoor die infrastructuur geen
toepassing is gegeven aan artikel 4, derde lid, van de Wet lokaal spoor, voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die spoorweginfrastructuur of die wegen,                                                                                                                   f. het beschermen van de gezondheid, met betrekking tot de beheersing van geluid afkomstig van wegen en lokale spoorwegen.

Memorie van Toelichting: artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2018/19, 35 054, nr. 3, p. 47)

Artikel 2.27 van de Omgevingswet bevat de onderwerpen waarvoor het Rijk in ieder geval instructieregels zal stellen over omgevingsverordeningen. Met de in dit onderdeel opgenomen wijziging van artikel 2.27 wordt verzekerd dat via het Aanvullingsbesluit geluid Omgevingswet ook instructieregels aan het Besluit kwaliteit leefomgeving worden toegevoegd over omgevingsverordeningen met het oog op het beschermen van de gezondheid met betrekking tot de beheersing van het geluid dat afkomstig is van wegen en spoorwegen. In het Besluit kwaliteit leefomgeving zullen instructieregels worden opgenomen over de wegen en spoorwegen die in ieder geval door provinciale staten moeten worden aangewezen. De geluidregulering wordt zodoende toegesneden op (spoor)wegen waarvoor dat uit oogpunt van geluidbeheersing zinvol is.

Verder wordt in onderdeel c de term «geluidhinder» vervangen door de term «geluid». Dit is toegelicht bij de wijziging van artikel 2.18, eerste lid (onderdeel J).

Memorie van Toelichting: artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34 986, nr. 3, p. 151)

Op de wijziging van onderdeel e van dit artikel met betrekking tot lokale spoorweginfrastructuur is ingegaan in de toelichting op de wijziging van artikel 2.18.

De voorgestelde wijziging van artikel 2.27, onder e, ziet op het schrappen van de verplichting voor het Rijk om instructieregels te stellen over het behoeden van de staat en werking van wegen in beheer bij de provincie voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die wegen. Bij de uitwerking van de instructieregels en na overleg met het Interprovinciaal Overleg daarover bleek dat aan dergelijke regels, gezien het aan deze stelselherziening ten grondslag liggende uitgangspunt van vertrouwen, geen behoefte bestaat. Ook in het huidige recht wordt deze zorg overgelaten aan de provincies zonder dat hierover instructieregels worden gesteld.

Bij het uitwerken van de uitvoeringsregelgeving is geconstateerd dat de regeling in de Omgevingswet voor de luchthavens van regionale betekenis niet helemaal aansluit bij de wijze waarop luchthavenbesluiten tot stand komen. Er was uitgegaan van een uniforme set instructieregels voor alle burgerluchthavens in het hele land, waaronder luchthavens van regionale betekenis. In de praktijk zijn er echter inhoudelijke verschillen tussen de instructieregels voor verschillende luchthavens, afhankelijk van het moment van vaststelling van het luchthavenbesluit (met inbegrip van mer, zienswijzenprocedure en voorhang). In het luchthavenbesluit worden het toegestane luchtverkeer rond de luchthavens en de daaruit voortvloeiende beperkingengebieden vastgelegd. Nieuw beleid of nieuwe internationale regelgeving worden pas concreet toegepast op het moment dat voor een luchthaven een nieuw luchthavenbesluit vastgesteld wordt. Daardoor ontstaan verschillen in de geldende instructieregels, waardoor bijvoorbeeld een nieuwe instructieregel die is gesteld met het oog op de vliegveiligheid al wel geldt voor de beperkingengebieden van luchthavens met een recent luchthavenbesluit en nog niet voor beperkingengebieden van luchthavens met een al wat ouder luchthavenbesluit. Om dit mogelijk te maken, zullen in het Besluit kwaliteit leefomgeving voor Schiphol en andere luchthavens van nationale betekenis afwijkende instructieregels opgenomen worden. Deze wijze van variëren in instructieregels is echter niet passend voor luchthavens van regionale betekenis omdat de luchthavenbesluiten voor die luchthavens niet door het Rijk, maar door de provincies worden vastgesteld. Voorgesteld wordt om de instructieregels over de in het omgevingsplan op te nemen regels in de beperkingengebieden van dergelijke luchthavens op te nemen in de omgevingsverordening. In het Besluit kwaliteit leefomgeving kunnen vervolgens instructieregels opgenomen worden over de inhoud van instructieregels in de omgevingsverordening voor de beperkingengebieden van luchthavens van regionale betekenis (zogenoemd «getrapte» instructieregels). De voorgestelde wijziging maakt continuering van de bestaande praktijk op dit punt mogelijk.

Oorspronkelijke wettekst

Regels op grond van artikel 2.24 worden in ieder geval gesteld over omgevingsverordeningen met het oog op:
a. het behoud van cultureel erfgoed,
b. het behoud van de uitzonderlijke universele waarde van werelderfgoed, in ieder geval ter uitvoering van het werelderfgoedverdrag,
c. het beschermen van de gezondheid en het milieu, met betrekking tot het voorkomen of beperken van geluidhinder in stiltegebieden,
d. het beschermen van de gezondheid en het milieu, het beheer van natuurlijke hulpbronnen en het duurzaam veiligstellen van de openbare drinkwatervoorziening, met betrekking tot het beschermen van de kwaliteit van regionale wateren waaruit water voor de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water wordt gewonnen, in ieder geval ter uitvoering van de kaderrichtlijn water,
e. het behoeden van de staat en werking van:
1°. lokale spoorweginfrastructuur, voor zover daarvoor geen toepassing is gegeven aan artikel 4, derde lid, van de Wet lokaal spoor,
2°. wegen in beheer bij een provincie, voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die spoorweginfrastructuur of die wegen.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, p. 431)

Op grond van dit artikel is het Rijk verplicht om instructieregels te stellen over de omgevingsverordening. Dit zijn ten eerste regels over het behoud van cultureel erfgoed. Dit betreffen in ieder geval de regels over het beschermen van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde zoals momenteel opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.
Tot de taak van de provincie behoort ook het voorkomen of beperken van geluidhinder in stiltegebieden en het beschermen van de grondwaterkwaliteit in grondwaterbeschermingsgebieden. Bij algemene maatregel van bestuur worden instructieregels gesteld over de in de omgevingsverordening op te nemen regels hierover. Dit is een voortzetting van de regeling die nu in artikel 1.2 van de Wet milieubeheer staat.
Tot slot zal het Rijk instructieregels stellen over het behoeden van de staat en werking van provinciale infrastructuur (lokale spoorweginfrastructuur en openbare wegen in beheer bij de provincie) voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die infrastructuur. Tot dergelijke regels kan de instelling van beperkingengebieden behoren en het stellen van regels over activiteiten in dergelijke gebieden.