1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 2. Taken en bevoegdheden van bestuursorganen
  5. Afdeling 2.5 Instructieregels en instructies
  6. 2.5.1 Doorwerking van beleid door instructieregels
  7. 2.28 Verplichte instructieregels Rijk omgevingsplan en projectbesluit

Artikel 2.28 Verplichte instructieregels Rijk omgevingsplan en projectbesluit

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

Regels op grond van artikel 2.24 worden in ieder geval gesteld over omgevingsplannen en
projectbesluiten met het oog op:
a. het behoud van cultureel erfgoed, met inbegrip van bekende of aantoonbaar te verwachten
archeologische monumenten, in ieder geval ter uitvoering van het Europees landschapsverdrag, het verdrag van Granada en het verdrag van Valletta,
b. het behoud van de uitzonderlijke universele waarde van werelderfgoed, in ieder geval ter
uitvoering van het werelderfgoedverdrag,
c. het waarborgen van de veiligheid, het beschermen van de gezondheid en het beschermen van
het milieu, met betrekking tot de externe veiligheidsrisico’s van opslag, productie, gebruik en
vervoer van gevaarlijke stoffen, in ieder geval ter uitvoering van de Seveso-richtlijn,                                                      d. het beschermen van de gezondheid, met betrekking tot de geluidbelasting afkomstig van wegen,
spoorwegen en industrieterreinen,
e. het behoeden van de staat en werking van de infrastructuur of voorzieningen, bedoeld in artikel
2.19, derde lid, onder a, onder 4°, en onder c, onder 2° tot en met 5°, voor nadelige gevolgen van
activiteiten op of rond die infrastructuur of voorzieningen,
f. het behoeden van de staat en werking van lokale spoorweginfrastructuur binnen de gebieden die
op grond van artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000 zijn aangewezen voor
nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die infrastructuur,
g. het bij nieuwe ontwikkelingen bevorderen van de toegankelijkheid van de openbare buitenruimte
voor personen,
h. het uitsluiten van het gebruik van locaties op de Waddeneilanden en in de Waddenzee voor een
mijnbouwwerk voor het opsporen of winnen van delfstoffen,                                                                                              i. het beschermen van de gezondheid en het milieu, met betrekking tot het beschermen van de bodem of het voorkomen van onaanvaardbare risico’s voor de gezondheid vanwege het gebruik van de bodem,
j. het aanwijzen van locaties waarbinnen:
1°. de jacht niet mag worden uitgeoefend met gebruikmaking van een geweer,
2°. de in artikel 4.3 bedoelde regels over het vellen van houtopstanden niet van toepassing zijn. 

Memorie van Toelichting: artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34 986, nr. 3, p. 151)

Op de wijziging van onderdeel f van dit artikel is ingegaan in de toelichting op de wijziging van artikel 2.18. Voor de toelichting op het nieuw voorgestelde onderdeel h wordt verwezen naar paragraaf 3.2 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting over de omzetting van artikel 7a van de Mijnbouwwet.

Memorie van Toelichting: artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34 986, nr. 3, p. 143)

De voorgestelde wijziging van artikel 2.28 (toevoeging van een nieuw onderdeel f) dient ertoe om duidelijk te maken dat de gemeenten in de vervoerregio tot taak zullen hebben om regels te stellen voor het behoeden van de staat en werking van de lokale spoorweginfrastructuur. Die verplichting geldt voor alle gemeenten op het grondgebied van de vervoerregio, onafhankelijk van de vraag of de gemeente deelneemt aan de gemeenschappelijke regeling. Dat waarborgt dat de ligging van het beperkingengebied met betrekking tot lokale spoorwegen en de regels die in dat beperkingengebied gelden overal kenbaar zijn voor de burger.

Oorspronkelijke wettekst

Regels op grond van artikel 2.24 worden in ieder geval gesteld over omgevingsplannen en projectbesluiten met het oog op:
a. het behoud van cultureel erfgoed, met inbegrip van bekende of aantoonbaar te verwachten archeologische monumenten, in ieder geval ter uitvoering van het verdrag van Granada en het verdrag van Valletta,
b. het behoud van de uitzonderlijke universele waarde van werelderfgoed, in ieder geval ter uitvoering van het werelderfgoedverdrag,
c. het waarborgen van de veiligheid en het beschermen van de gezondheid en het milieu, met betrekking tot de externe veiligheidsrisicoÔÇÖs van opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen, in ieder geval ter uitvoering van de Seveso-richtlijn,
d. het beschermen van de gezondheid, met betrekking tot de geluidbe-lasting afkomstig van wegen, spoorwegen en industrieterreinen,
e. het behoeden van de staat en werking van de infrastructuur of voorzieningen, bedoeld in artikel 2.19, derde lid, onder a, onder 4°, en onder b, onder 2° tot en met 5°, voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die infrastructuur of voorzieningen,
f. het bij nieuwe ontwikkelingen bevorderen van de toegankelijkheid van de openbare buitenruimte voor personen.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, p. 432)

In dit artikel wordt het Rijk verplicht instructieregels te stellen over omgevingsplannen en projectbesluiten.
Onderdeel a bevat de verplichting tot het vaststellen van instructieregels over het behoud van cultureel erfgoed. Hiermee wordt onder meer de grondslag gegeven voor het stellen van regels over het rekening houden met cultureel erfgoed in het omgevingsplan, zoals momenteel geborgd via de modernisering van de monumentenzorg. In verband met het verdrag van Valletta en hoofdstuk V van de Monumentenwet 1988 (vooral artikel 38a) wordt hierbij expliciet bepaald dat deze regels in elk geval het beschermen van de bekende of te verwachten archeologische monumenten betreffen.
Onderdeel b bevat de verplichting tot het stellen van instructieregels voor de externe veiligheidsrisico's van opslag, productie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarmee biedt dit onderdeel de grondslag voor de regels zoals die op dit moment zijn terug te vinden in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen, het Besluit externe veiligheid buisleidingen en het Besluit externe veiligheid transportroutes
Onderdeel c bevat de verplichting tot het stellen van instructieregels over de geluidbelasting afkomstig van wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Dit soort regels is nu terug te vinden in de Wet geluidhinder en Wet milieubeheer.
Onderdeel d geeft de opdracht om instructieregels te stellen over het behoeden van de staat en werking van de laagvliegroutes voor jacht- en transportvliegtuigen, militaire terreinen, munitieopslagplaatsen en radarstations en zend- en ontvangstinstallaties buiten militaire luchthavens of andere voorzieningen voor de landsverdediging en nationale veiligheid voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond de genoemde infrastructuur of andere voorzieningen. Het voornemen is om hiermee continuïteit te bereiken voor de regels zoals die nu in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening zijn vervat.