1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 2. Taken en bevoegdheden van bestuursorganen
  5. Afdeling 2.5 Instructieregels en instructies
  6. 2.5.1 Doorwerking van beleid door instructieregels
  7. 2.29 Verplichte instructieregels Rijk omgevingsplan en projectbesluit voor luchthavens

Artikel 2.29 Verplichte instructieregels Rijk omgevingsplan en projectbesluit voor luchthavens

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. Regels op grond van artikel 2.24 worden in ieder geval gesteld over omgevingsplannen en projectbesluiten met het oog op het waarborgen van de veiligheid en het beschermen van de gezondheid rond luchthavens, het behoeden van de staat en werking van luchthavens en een evenwichtige toedeling van functies aan locaties in de directe omgeving daarvan. De regels worden in ieder geval gesteld ter uitvoering van het verdrag van Chicago.

2. De regels gaan in ieder geval over:
a. het in het omgevingsplan of projectbesluit opnemen van het luchthavengebied behorend bij:
1°. de luchthaven Schiphol,
2°. de overige burgerluchthavens van nationale en betekenis waarvoor een
luchthavenbesluit geldt,
3°. de militaire luchthavens waarvoor een luchthavenbesluit geldt,
b. de functie en activiteiten van de grond binnen het luchthavengebied, bedoeld onder a, voor zover die regels nodig zijn met het oog op voor het gebruik van het gebied als luchthaven,
c. het in het omgevingsplan of projectbesluit opnemen van het beperkingengebied behorend bij de
luchthavens, bedoeld onder a, en het beperkingengebied, bedoeld in artikel 8a.54 in samenhang
met artikel 8a.55 van de Wet luchtvaart, behorend bij buitenlandse luchthavens,
d. de beperkingen voor de functie en activiteiten, binnen het beperkingengebied, bedoeld onder c, voor zover die
regels nodig zijn met het oog op de vliegveiligheid of in verband met het externe veiligheidsrisico en het geluid veroorzaakt door het luchthavenluchtverkeer.

3. In afwijking van artikel 2.25, eerste en derde lid, kunnen de regels over burgerluchthavens van
regionale betekenis waarvoor een luchthavenbesluit geldt ook een opdracht bevatten tot het in het
luchthavenbesluit overnemen van die regels of het in het luchthavenbesluit stellen van nadere
regels.

Memorie van toelichting: artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34 986, nr. 3, p. 152)

De wijziging in het eerste lid hangt samen met de wijziging van artikel 4.2. Kortheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 2.2.1.1 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting. De aanpassing die in artikel 4.2 wordt voorgesteld, is de aanleiding voor het ook op enige andere plaatsen in de wet aanbrengen van wijzigingen. Die wijzigingen zijn louter technisch-juridisch van aard om de bepalingen redactioneel in overeenstemming te brengen met de verduidelijking die in artikel 4.2 is doorgevoerd.

De wijziging van het tweede lid, onder a, hangt samen met de wijziging van artikel 2.27. In verband met deze wijziging wordt in artikel 2.29, tweede lid, onder a, onder 2°, de opdracht tot het stellen van instructieregels bij algemene maatregel van bestuur over burgerluchthavens van regionale betekenis in omgevingsplannen en projectbesluiten geschrapt. De wijziging van de onderdelen b en d van het tweede lid is redactioneel.

Oorspronkelijke wettekst

1. Regels op grond van artikel 2.24 worden in ieder geval gesteld over omgevingsplannen en projectbesluiten met het oog op het waarborgen van de veiligheid en het beschermen van de gezondheid rond luchthavens, het behoeden van de staat en werking van luchthavens en de evenwichtige toedeling van functies aan locaties in de directe omgeving daarvan. De regels worden in ieder geval gesteld ter uitvoering van het verdrag van Chicago.

2. De regels gaan in ieder geval over:
a. het in het omgevingsplan of projectbesluit opnemen van het luchthavengebied behorend bij:
1°. de luchthaven Schiphol,
2°. de burgerluchthavens van nationale en regionale betekenis waarvoor een luchthavenbesluit geldt,
3°. de militaire luchthavens waarvoor een luchthavenbesluit geldt,
b. de functie en regels over het gebruik van de grond binnen het luchthavengebied, bedoeld onder a, voor zover die regels nodig zijn met het oog op het gebruik van het gebied als luchthaven,
c. het in het omgevingsplan of projectbesluit opnemen van het beperkingengebied behorend bij de luchthavens, bedoeld onder a, en het beperkingengebied, bedoeld in artikel 8a.54 in samenhang met artikel 8a.55 van de Wet luchtvaart, behorend bij buitenlandse luchthavens,
d. de beperkingen voor de functie, het gebruik en de staat van gronden, bouwwerken en andere objecten binnen het beperkingengebied, bedoeld onder c, voor zover die beperkingen nodig zijn met het oog op de vliegveiligheid of in verband met het externe veiligheidsrisico en de geluidbelasting vanwege het luchthavenluchtverkeer.

3. In afwijking van artikel 2.25, eerste en derde lid, kunnen de regels over burgerluchthavens van regionale betekenis waarvoor een luchthavenbesluit geldt ook een opdracht bevatten tot het in het luchthavenbesluit overnemen van die regels of het in het luchthavenbesluit stellen van nadere regels.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, p. 432-433)

Eerste en tweede lid

De hoofdstukken 8, 8A en 10 van de Wet luchtvaart bevatten omgevingsrechtelijke aspecten, namelijk regels over (externe) veiligheid, geluidbelasting en lokale luchtverontreiniging. Die hoofdstukken bevatten op elkaar afgestemde regels voor het luchtverkeer (gebruik van het luchtruim, luchtverkeerswegen, luchthavens) en regels voor de ruimtelijke beperkingen op de grond (vooral bouwbeperkingen). De regels uit de Wet luchtvaart die leiden tot beperkingen ten aanzien van de aan gronden toe te kennen functie en het toegestane gebruik van gronden worden overgebracht naar de instructieregels op grond van dit wetsvoorstel. De regels over het luchtverkeer blijven in de Wet luchtvaart. De omvang en aard van de beperkingen van de aan gronden toe te kennen functie en de mogelijkheden voor gebruik worden echter bepaald door de aanwezigheid van een luchthaven en de intensiteit, aard en routes van het luchthavenluchtverkeer op en rond die luchthaven. Er is dan ook voor gekozen om de grondslag voor en regeling van de aanwijzing door middel van een luchthavenindelingsbesluit of luchthavenbesluit van het luchthavengebied en het beperkingengebied behorend bij luchthavens in de Wet luchtvaart te houden. De beperkingen voor de functie en het gebruik van gronden die binnen deze gebieden gaan gelden worden vervolgens via instructieregels over omgevingsplannen en projectbesluiten op grond van dit wetsvoorstel gegeven.
De instructieregels strekken ook tot uitvoering van de bepalingen van het verdrag van Chicago over de vliegveiligheid.

In overeenstemming met deze keuze bepaalt artikel 2.29 welke instructieregels in ieder geval moeten worden gesteld over de functie en gebruiksbeperkingen van gronden behorend tot het luchthavengebied en beperkingengebied. De formulering is niet limitatief, zodat waar nodig ook voor nieuwe ontwikkelingen regels kunnen worden gesteld. Het voornemen is om ook hier continuïteit te bewerkstelligen ten opzichte van de momenteel in de Wet luchtvaart opgenomen grondslagen.

Artikel 2.29, tweede lid, onder a, verplicht tot het bij algemene maatregel van bestuur stellen van regels over het opnemen van het luchthavengebied van de in dat onderdeel genoemde luchthavens (Schiphol, overige burgerluchthavens van nationale en regionale betekenis en militaire luchthavens waarvoor een luchthavenbesluit geldt) in omgevingsplannen en projectbesluiten. In het verlengde hiervan bepaalt onderdeel b dat bij de maatregel ook regels worden gesteld over de functie en het gebruik van de gronden binnen het luchthavengebied met het oog op het gebruik van het gebied als luchthaven. Bij het verlenen of weigeren van een omgevingsvergunning voor een afwijkactiviteit dienen deze regels eveneens in acht te worden genomen. Dit zal worden bepaald in de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5.17.

Daarnaast verplicht dit artikel in het eerste lid, onder c, tot het bij algemene maatregel van bestuur stellen van regels over het in het omgevingsplan of projectbesluit opnemen van het beperkingengebied behorend bij de luchthavens Schiphol, de overige burgerluchthavens van nationale en regionale betekenis en militaire luchthavens waarvoor een luchthavenbesluit geldt en het beperkingengebied behorend bij buitenlandse luchthavens als bedoeld in artikel 8a.54 in samenhang met artikel 8a.55 van de Wet luchtvaart. Onderdeel d bepaalt dat bij de maatregel ook regels worden gesteld over de functie, het gebruik van de gronden en de staat van gronden, bouwwerken en andere objecten binnen het beperkingengebied behorend bij de genoemde luchthavens. Deze regels worden gesteld met het oog op de vliegveiligheid of in verband met het externe veiligheidsrisico en de geluidbelasting door het luchthavenluchtverkeer.

Derde lid

In het derde lid is tenslotte aangegeven dat bij het stellen van de regels die betrekking hebben op burgerluchthavens van regionale betekenis waarvoor een luchthavenbesluit geldt, kan worden bepaald dat die regels (in afwijking van artikel 2.25, eerste en derde lid) moeten worden overgenomen in het luchthavenbesluit voor die luchthavens of dat in het luchthavenbesluit nadere regels kunnen worden gesteld. Met deze mogelijkheid tot nadere regelstelling is er ruimte voor het bieden van lokaal maatwerk. De mogelijkheid om te bepalen dat het luchthavenbesluit nadere regels kan geven, biedt geen ruimte tot afwijking waarmee het beperkingenniveau zou worden gereduceerd.

Als de op grond van artikel 2.29 gestelde regels over het luchthavengebied of beperkingengebied van een luchthaven een ontwikkeling in de fysieke leefomgeving onevenredig belemmeren in verhouding tot het met die regels te dienen belang, biedt artikel 2.32 de mogelijkheid om afwijking van die regel te bewerkstelligen door het verlenen van een ontheffing.