1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 2. Taken en bevoegdheden van bestuursorganen
  5. Afdeling 2.5 Instructieregels en instructies
  6. 2.5.3 Indeplaatstreding en vernietiging waterschapsbeslissingen
  7. 2.36 Bevoegdheid tot indeplaatstreding

Artikel 2.36 Bevoegdheid tot indeplaatstreding

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. Gedeputeerde staten kunnen namens het waterschapsbestuur en ten laste van het waterschap voorzien in het gevorderde als het waterschapsbestuur:
a. niet binnen de daarvoor gestelde termijn uitvoering geeft aan een instructie op grond van artikel 2.33 of artikel 12.18,
b. een bij of krachtens afdeling 18.3 gevorderde beslissing niet of niet naar behoren neemt of een bij of krachtens die afdeling gevorderde handeling niet of niet naar behoren verricht.

2. Onze Minister die het aangaat kan namens het waterschapsbestuur en ten laste van het waterschap voorzien in het gevorderde als het waterschapsbestuur:
a. niet binnen de daarvoor gestelde termijn uitvoering geeft aan een instructie op grond van artikel 2.34,
b. een bij of krachtens hoofdstuk 18 gevorderde beslissing niet of niet naar behoren neemt of een bij of krachtens hoofdstuk 18 gevorderde handeling niet of niet naar behoren verricht,
c. niet of niet naar behoren uitvoering geeft aan een op grond van afdeling 20.5 opgedragen taak.

3. Op de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het tweede lid, zijn de artikelen 121, tweede en vierde lid, en 121a tot en met 121e van de Provinciewet van overeenkomstige toepassing.

Memorie van Toelichting: artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34 986, nr. 3, p. 153)

In de artikelen 2.36, eerste en tweede lid, en 2.37, eerste lid, worden onderdelen toegevoegd die verband houden met de invoeging in de Omgevingswet van afdeling 18.3 (kwaliteitsbevordering en afstemming uitvoering en handhaving) en afdeling 20.5 (digitaal stelsel Omgevingswet).

In de artikelen 2.36 en 2.37 van de Omgevingsrecht is het generieke toezicht op het waterschapsbestuur in de Omgevingswet geregeld. Deze artikelen worden uitgebreid met onderdelen die verband houden met de uitbreiding van de taken van het waterschapsbestuur als gevolg van het invoegen van delen uit de Wabo in afdeling 18.3 van de Omgevingswet (onderdeel uitvoering en handhaving) en met de nieuwe artikelen over het digitale stelsel in afdeling 20.5 van de Omgevingswet (zie voor deze invoegingen meer uitgebreid het algemeen deel van deze memorie van toelichting).

De eerste twee leden van 5.2a Wabo betroffen de taakverwaarlozingsregeling en zijn overgeheveld naar artikel 2.36. Artikel 5.2a, eerste lid, is omgezet naar artikel 2.36, tweede lid, aanhef en onder b. Artikel 5.2a, tweede lid, is omgezet naar artikel 2.36, eerste lid, aanhef en onder b. Artikel 5.2a, derde en vierde lid, over de regeling van schorsing en vernietiging van besluiten, is opgenomen in artikel 2.37, eerste lid, aanhef en onder b.

Het voorgestelde artikel 2.36, tweede lid, onder c, is nieuw en houdt verband met de taken van het waterschapsbestuur op grond van afdeling 20.5 van de Omgevingswet, het digitaal stelsel Omgevingswet. Met de aanpassing van (de bijlage bij) artikel 124 van de Gemeentewet (in hoofdstuk 2 van dit wetsvoorstel) wordt het toezicht op het gemeentebestuur voor zover het de taken op grond van afdeling 20.5 van de Omgevingswet betreft, geconcentreerd bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, gezien diens verantwoordelijkheid voor het digitaal stelsel als geheel.

Oorspronkelijke wettekst

1. Als het waterschapsbestuur niet binnen de daarvoor gestelde termijn uitvoering geeft aan een instructie op grond van artikel 2.33, kunnen gedeputeerde staten namens dat bestuur en ten laste van dat waterschap voorzien in het gevorderde.

2. Als het waterschapsbestuur niet binnen de daarvoor gestelde termijn uitvoering geeft aan een instructie op grond van artikel 2.34, kan Onze Minister namens dat bestuur en ten laste van dat waterschap voorzien in het gevorderde. De artikelen 121, tweede en vierde lid, en 121a tot en met 121e van de Provinciewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, p. 440)

Artikel 2.36 voorziet in een bevoegdheid tot indeplaatstreding voor gedeputeerde staten en de Minister van Infrastructuur en Milieu jegens het waterschapsbestuur, die overeenkomt met de regeling van de artikelen 3.12, vierde lid, en 3.13, derde lid, van de Waterwet, zoals deze is gewijzigd bij de Wet revitalisering generiek toezicht en de Veegwet Wet aanpassing bestuursprocesrecht. Kortheidshalve wordt verwezen naar Kamerstukken II 2011/12, 32 389, nr. 3, blz. 54, en naar Kamerstukken II 2012/13, 33 455, nrs. 1 en 3.