1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 4. Algemene regels over activiteiten in de fysieke leefomgeving
  5. Afdeling 4.1 Algemene bepalingen voor regels over activiteiten
  6. 4.1.1 Algemene regels
  7. 4.1 Decentrale regels over activiteiten

Artikel 4.1 Decentrale regels over activiteiten

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. Bij omgevingsplan, waterschapsverordening en omgevingsverordening kunnen met
het oog op de doelen van de wet regels worden gesteld over activiteiten die gevolgen hebben of
kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving.

2. Bij ministeriële regeling kunnen meet- en rekenvoorschriften worden gesteld over activiteiten als
bedoeld in het eerste lid.

3. Bij het stellen van de regels in de omgevingsverordening en de ministeriële regeling worden de
grenzen van artikel 2.3, tweede en derde lid, in acht genomen.

Memorie van Toelichting: artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34 986, nr. 3, p. 158)

De voorgestelde wijzigingen van het eerste lid zijn wijzigingen van technische aard waarbij wordt aangesloten bij de vaste formule volgens de Aanwijzingen voor de regelgeving en de systematiek in de rest van de Omgevingswet. Er zijn twee gevallen te onderscheiden: als verwezen wordt naar het omgevingsplan, de waterschapsverordening en de omgevingsverordening op vergelijkbare wijze als in een delegatiegrondslag voor een algemene maatregel van bestuur dan wordt het woord «bij» gebruikt. Als het gaat om het aanduiden van de inhoud van het omgevingsplan, de waterschapsverordening en de omgevingsverordening dan worden de woorden «in het» gebruikt. In het eerste lid van artikel 4.1 is sprake van een delegatiegrondslag.

Het voorgestelde tweede lid maakt het mogelijk om bij ministeriële regeling meet- en rekenvoorschriften te stellen voor bepalingen die zijn opgenomen in decentrale regelgeving. Het voorstel dient ter uitvoering van een motie van de leden Veldman en Çegerek (voetnoot: Kamerstukken II 2016/17, 33 118, nr. 59). Het tweede lid wordt genummerd tot het derde lid en aangevuld om zo te waarborgen dat de Minister bij het stellen van dergelijke regels de grenzen van artikel 2.3, derde lid, in acht neemt. Regeling moet dus nodig zijn in verband met een nationaal belang dat niet doelmatig en doeltreffend door de decentrale overheden kan worden behartigd, de doelmatige en doeltreffende uitvoering van de taken en bevoegdheden op grond van de Omgevingswet of een internationale verplichting.

De belangrijkste aanleiding voor de motie is dat lokale verschillen op het gebied van meet- en rekenmethoden onnodig belastend zijn voor het bedrijfsleven, waaronder de adviesbranche. Maar ook voor gemeenten zou het zeer belastend zijn als zij voor elke regel de meetmethoden zouden moeten voorschrijven. Omdat in het nieuwe stelsel bijvoorbeeld de geluidregels in omgevingsplannen opgenomen worden, zou – zonder deze toevoeging – elk omgevingsplan moeten bepalen hoe geluidmetingen uitgevoerd moeten worden. En nadat nieuwe meetmethoden beschikbaar komen, zou elk omgevingsplan daarop aangepast moeten worden. Een landelijke regeling hierover is dan doelmatiger en doeltreffender.

Oorspronkelijke wettekst

1. In het omgevingsplan, de waterschapsverordening en de omgevingsverordening kunnen met het oog op de doelen van de wet regels worden gesteld over activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving.

2. Bij het stellen van de regels in de omgevingsverordening worden de grenzen van artikel 2.3, tweede lid, in acht genomen.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33962, nr. 3, p. 463)

Op grond van de artikelen 2.4 tot en met 2.6 dient de gemeenteraad een omgevingsplan, het algemeen bestuur van het waterschap een waterschapsverordening en provinciale staten een omgevingsverordening vast te stellen, waarin de regels over de fysieke leefomgeving zijn opgenomen. Artikel 4.1 stelt buiten twijfel dat bedoelde regels ook regels over activiteiten kunnen zijn.
Voor de omgevingsverordening is in het tweede lid bepaald dat de grenzen van artikel 2.3, tweede lid, in acht moeten worden genomen. Vanuit overwegingen van subsidiariteit dienen provinciale staten terughoudend om te gaan met het stellen van regels over activiteiten.