1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 4. Algemene regels over activiteiten in de fysieke leefomgeving
  5. Afdeling 4.3 Bijzondere bepalingen voor regels over activiteiten
  6. 4.3.1 Decentrale regels
  7. 4.19a Geen belemmering projectbesluit en voorbereidingsbesluit

Artikel 4.19a Geen belemmering projectbesluit en voorbereidingsbesluit

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. In een omgevingsplan worden geen regels gesteld die het uitvoeren van een project waarvoor
een projectbesluit is vastgesteld door een bestuursorgaan van de provincie of het Rijk
belemmeren.

2. In een omgevingsplan worden geen regels gesteld die in strijd zijn met regels die daarin zijn
opgenomen op grond van een voorbereidingsbesluit van een bestuursorgaan van de provincie of
het Rijk.

3. In een projectbesluit wordt een termijn gesteld voor de toepassing van het eerste lid. Als het
bestuursorgaan dat het projectbesluit heeft vastgesteld dat nodig acht voor de uitvoering van het
project, kan de termijn eenmaal worden verlengd.

4. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover een instructieregel als bedoeld in artikel 2.24 of
een instructie als bedoeld in artikel 2.34 het stellen van dergelijke regels vergt.

5. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover het projectbesluit is vastgesteld door een
bestuursorgaan van de provincie en een instructieregel als bedoeld in artikel 2.22 of een instructie
als bedoeld in artikel 2.33 het stellen van dergelijke regels vergt.

6. Op het stellen van regels als bedoeld in artikel 4.2, tweede lid, is artikel 5.53a, tweede en vierde
lid, van overeenkomstige toepassing.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34 986, nr. 3, p. 167-169)

In artikel 16.74 van de Omgevingswet is een regeling opgenomen die ertoe strekt dat een gemeente of waterschap de regels in het omgevingsplan, die daarin zijn opgenomen op grond van een projectbesluit van provincie of Rijk, niet zodanig mag wijzigen dat de uitvoering, werking en instandhouding van het project van provincie of Rijk wordt belemmerd. Evenmin mag een provincie de regels die afkomstig zijn van het Rijk op zodanige manier wijzigen. Bij nader inzien voldoet deze regeling niet helemaal. Enerzijds omdat ze niet voorziet in een mogelijkheid om de regels van het omgevingsplan te wijzigen als een – latere – instructie(regel) dat voorschrijft. Anderzijds omdat met dit wetsvoorstel een wijziging wordt voorgesteld met betrekking tot het voorbereidingsbesluit die aanleiding geeft om de regeling te veranderen. Daarom wordt voorgesteld artikel 16.74 te schrappen en te vervangen door twee nieuwe regels: artikel 4.19a en artikel 5.53a.

Eerste en tweede lid

Voorgesteld wordt om in dit artikel, in plaats van in artikel 16.74 van de Omgevingswet, te regelen dat in het omgevingsplan geen regels mogen worden opgenomen die de uitvoering van een project waarvoor een projectbesluit is vastgesteld door een provincie of het Rijk belemmeren. Ook wordt bepaald dat geen regels mogen worden gesteld die in strijd zijn met regels die in het omgevingsplan zijn opgenomen op grond van een voorbereidingsbesluit van provincie of Rijk. Door deze regeling wordt geborgd dat de realisatie van een project van een provincie of van het Rijk niet wordt belemmerd door een latere wijziging van het omgevingsplan door de gemeente en dat voorbereidingsregels van provincie of Rijk hun beschermende werking niet verliezen door een dergelijke wijziging.

Derde lid

Op grond van het derde lid moet in het projectbesluit een termijn worden opgenomen voor de toepassing van het eerste lid. Dit is nodig omdat in de Omgevingswet, anders dan voorheen in de Wro, geen termijn is opgenomen waarbinnen een omgevingsplan geactualiseerd moet worden. Daardoor zou zonder termijnstelling tot in lengte van dagen het deel van het omgevingsplan dat zijn grondslag vindt in een projectbesluit niet meer gewijzigd kunnen worden door de gemeentelijke bestuursorganen, terwijl die juist primair verantwoordelijk zijn voor het opstellen en actueel houden van een omgevingsplan dat voorziet in een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Dat zou onwenselijk zijn, omdat veranderende omstandigheden of inzichten mee kunnen brengen dat wijziging wenselijk of geboden is. Zo is denkbaar dat een vaar- of autoweg op termijn zijn gebruiksfunctie verliest als elders een nieuwe verbinding wordt verwezenlijkt. In dat geval kan het nodig zijn dat het omgevingsplan ter plaatse van de oude vaar- of autoweg wordt gewijzigd om in de gewijzigde situatie weer te voorzien in een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

Dit betekent niet dat de in het projectbesluit opgenomen termijn moet gelden voor de gehele periode gedurende welke het project naar verwachting in stand zal worden gehouden, omdat die termijn in beginsel van lange duur zal zijn en daardoor moeilijk zal kunnen worden ingeschat. De gedachte is dat kan worden aangesloten bij de termijn die het bevoegd gezag verwacht maximaal nodig te hebben om het project te verwezenlijken. Als een project eenmaal is verwezenlijkt, ligt het «wegbestemmen» daarvan immers niet voor de hand – alleen al gelet op de forse nadeelcompensatie waarmee dat gepaard zou gaan. Bij de huidige infrastructurele projecten die met rijksinpassingsplannen op grond van de Wro worden verwezenlijkt, wordt de termijn als bedoeld in artikel 3.28, vijfde lid, van die wet – dat een vergelijkbare strekking heeft als dit artikellid – dan ook zo gesteld dat deze duurt totdat het project is verwezenlijkt. Hierbij is ook van belang dat voor de locaties van bepaalde projecten – zoals rijks(vaar)wegen – in het Besluit kwaliteit leefomgeving instructieregels zijn gesteld om de belemmering van de instandhouding en het in werking hebben daarvan te waarborgen. Dergelijke «beschermende» instructieregels kan de provincie voor haar projecten opnemen in de omgevingsverordening. Daardoor heeft de regeling in dit artikel voor die projecten na realisatie geen toegevoegde waarde meer.

Om nadelige gevolgen van een te kort ingeschatte termijn te voorkomen, kan de termijn eenmalig worden verlengd.

Een voorbereidingsbesluit hoeft op grond van dit artikel geen termijn te bevatten omdat de werkingsduur daarvan is bepaald in de artikelen 4.14, 4.15 en 4.16 van de Omgevingswet.

Vierde en vijfde lid

Het voorgestelde vierde lid is opgenomen omdat de gemeente in voorkomend geval gevolg zal moeten geven aan een instructieregel of een instructie van het Rijk, ook als dat betekent dat delen van het omgevingsplan die hun grondslag vinden in een projectbesluit van een provincie moeten worden gewijzigd. Het derde lid regelt dat ook gevolg kan worden gegeven aan een instructieregel of een instructie van de provincie, tenzij het gaat om regels die op grond van een projectbesluit of voorbereidingsbesluit van het Rijk in het omgevingsplan zijn opgenomen. Het gaat hier logischerwijs om instructie(regel)s die zijn vastgesteld na het betrokken projectbesluit, dus om instructie(regel)s die op dat besluit niet van toepassing waren.

Een vergelijkbare regeling geldt niet voor de regels die op grond van een voorbereidingsbesluit in het omgevingsplan zijn opgenomen omdat de werkingsduur van die regels beperkt is. Voor zover het gaat om voorbereidingsregels die in het omgevingsplan zijn opgenomen met het oog op de voorbereiding van een projectbesluit, kunnen nieuwe instructie(regel)s – voor zover van toepassing – worden meegenomen bij de vaststelling van het projectbesluit of – mocht dat aan de orde zijn – in het omgevingsplan worden verwerkt nadat dat is gewijzigd door het projectbesluit.

Zesde lid

Het zesde lid heeft betrekking op regels over activiteiten met gevolgen voor de fysieke leefomgeving die op grond van artikel 4.2, tweede lid, van de Omgevingswet in de omgevingsverordening kunnen worden gesteld met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Hierop wordt het voorgestelde artikel 5.53a, tweede en vierde lid, van toepassing verklaard. Daaruit volgt dat in een omgevingsverordening niet dergelijke regels mogen worden opgenomen als die de uitvoering van een project waarvoor een projectbesluit is vastgesteld door het Rijk belemmeren of in strijd zijn met regels die op grond van een voorbereidingsbesluit van het Rijk in het omgevingsplan zijn opgenomen, tenzij een instructie(regel) van het Rijk daartoe noopt.