1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 5. De omgevingsvergunning en het projectbesluit
  5. Afdeling 5.1 De omgevingsvergunning
  6. 5.1.3 De beoordeling van de aanvraag
  7. 5.33 Verlenen of weigeren vergunning vanwege instemming

Artikel 5.33 Verlenen of weigeren vergunning vanwege instemming

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit waarvoor de beslissing op de aanvraag
op grond van artikel 16.16 instemming van een ander bestuursorgaan behoeft, wordt de omgevingsvergunning verleend of geweigerd met inachtneming van het besluit over de instemming. 

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34 986, nr. 3, p. 193-194)

Bij de uitwerking van de bepalingen over instemming in het Omgevingsbesluit is gebleken dat artikel 5.33 in zijn huidige formulering te beperkt is. In verband hiermee wordt voorgesteld het artikel te wijzigen en ook het opschrift van het artikel aan te passen.

Artikel 5.33 bepaalt nu alleen dat voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit waarvoor het verlenen van de omgevingsvergunning instemming van een ander bestuursorgaan behoeft, de omgevingsvergunning voor die activiteit moet worden geweigerd als de instemming is onthouden. Het artikel houdt echter geen rekening met de situatie waarin de voorgenomen beslissing op de aanvraag strekt tot het weigeren van de omgevingsvergunning voor de activiteit. Hoe de beslissing op de aanvraag in dat geval moet luiden, afhankelijk van de vraag of het instemmingsorgaan de instemming verleent of onthoudt, is daardoor niet duidelijk. Om die reden wordt aanleiding gezien het artikel te verduidelijken. Hierbij is ook betrokken de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 6 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:921.

In dat verband moet worden vooropgesteld dat in die gevallen waarin voor zowel de voorgenomen verlening van de omgevingsvergunning voor een activiteit als de voorgenomen weigering is voorgeschreven dat instemming is vereist (voetnoot: Zie voor de mogelijkheid om hierin te kunnen differentiëren de bij dit wetsvoorstel voorgestelde wijziging van artikel 16.16, eerste lid, van de Omgevingswet), de uiteindelijke beslissing over de vergunbaarheid van de activiteit is voorbehouden aan het instemmingsorgaan. Ook ingeval van een voorgenomen weigering van de omgevingsvergunning geldt het vereiste van instemming, omdat ook met een voorgenomen weigering het beleid van het instemmingsorgaan kan worden doorkruist. De Omgevingswet gaat op dit punt uit van dezelfde systematiek als die van de Wabo, zoals door de Afdeling bestuursrechtspraak in de hiervoor genoemde uitspraak nader uitgelegd. Daarbij geldt onder de Omgevingswet uiteraard dat, zeker gezien de fase van advies die vooraf gaat aan het voorleggen voor instemming, de besluitvorming door het bevoegd gezag en het instemmingsorgaan in nauwe samenspraak moet gebeuren. Zij behoren niet door elkaars beslissingen te worden overvallen. Dit laat echter onverlet het uitgangspunt dat het instemmingsorgaan het laatste woord heeft voor zover het betreft de verlening of de weigering van de vergunning voor de activiteit waarop het vereiste van instemming betrekking heeft.

Op grond hiervan wordt voorgesteld om in artikel 5.33 te bepalen dat voor zover de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit waarvoor de beslissing op de aanvraag op grond van artikel 16.16 instemming van een ander bestuursorgaan behoeft, de omgevingsvergunning wordt verleend of geweigerd met inachtneming van het besluit over de instemming. Met deze formulering worden alle variaties ondervangen die zich hierbij kunnen voordoen. Bij een voorgenomen beslissing tot verlening van de omgevingsvergunning voor de activiteit moet de vergunning worden verleend als instemming wordt verleend, en geweigerd als instemming wordt onthouden. Bij een voorgenomen beslissing tot weigering van de omgevingsvergunning voor de activiteit moet de vergunning juist worden geweigerd als de instemming wordt verleend, en verleend als de instemming wordt onthouden. Daarbij geldt uiteraard voor alle gevallen dat het instemmingsorgaan zijn besluit deugdelijk moet motiveren (dit volgt al uit artikel 3:46 Awb). Daarnaast kan het afhankelijk van de omstandigheden van het geval en voor zover dit al niet eerder is gebeurd in de fase van het advies, op de weg van het instemmingsorgaan liggen om het bevoegd gezag te voorzien van informatie over de voorschriften die aan de omgevingsvergunning voor de activiteit moeten worden verbonden.

Oorspronkelijke wettekst

Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit waarvoor het verlenen van de omgevingsvergunning op grond van artikel 16.16 instemming van een ander bestuursorgaan behoeft, wordt de omgevingsvergunning voor die activiteit geweigerd als de instemming is onthouden.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, p. 503)

Dit artikel bepaalt dat voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit waarvoor voor het verlenen van de omgevingsvergunning op grond van artikel 16.15 instemming is vereist, de omgevingsvergunning voor die activiteit wordt geweigerd als de instemming is onthouden. Betoogd kan worden dat dit al volgt uit de aard van het instrument «instemming», maar om elk misverstand hierover te voorkomen is dit, analoog aan artikel 2.20a Wabo voor de verklaring van geen bedenkingen, in artikel 5.31 uitdrukkelijk bepaald.