1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 5. De omgevingsvergunning en het projectbesluit
  5. Afdeling 5.1 De omgevingsvergunning
  6. 5.1.5 Actualisering, wijziging, intrekking en revisievergunning
  7. 5.38 Actualisering omgevingsvergunning

Artikel 5.38 Actualisering omgevingsvergunning

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. Voor zover een omgevingsvergunning betrekking heeft op:
a. een stortingsactiviteit op zee,
b. een milieubelastende activiteit, tenzij het gaat om een op grond van artikel 5.26, vierde lid,
aangewezen geval,
c. een lozingsactiviteit op:
1° een oppervlaktewaterlichaam,
2°. een zuiveringtechnisch werk,
beziet het bevoegd gezag regelmatig of de voorschriften van de vergunning nog toereikend zijn
gezien de ontwikkelingen van de technische mogelijkheden tot het beschermen van het milieu en
de ontwikkelingen met betrekking tot de kwaliteit van het milieu.

2. Onder ontwikkelingen van de technische mogelijkheden tot het beschermen van het milieu wordt
ook verstaan de vaststelling van nieuwe of herziene conclusies over beste beschikbare technieken,
bedoeld in artikel 13, vijfde en zevende lid, van de richtlijn industriële emissies.

3. Bij algemene maatregel van bestuur worden met het oog op het beschermen van het milieu
regels gesteld over de wijze waarop het eerste lid wordt toegepast voor daarbij aangewezen
activiteiten. Bij de maatregel kan worden bepaald dat daarbij gestelde regels alleen gelden in
daarbij aangewezen gevallen.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34 986, nr. 3, p. 200-201)

Het eerste lid van dit artikel bevat de zogeheten actualiseringsplicht voor de omgevingsvergunning. Deze plicht geldt onder meer voor de omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit. Voorgesteld wordt om hierin een uitzondering op te nemen voor de op grond van artikel 5.26, vierde lid, aangewezen gevallen van die activiteit. Voor de achtergrond van deze wijziging wordt verwezen naar de toelichting op bovengenoemd artikellid.

Het is nodig om de hier bedoelde categorie milieubelastende activiteiten uit te zonderen van de actualiseringsplicht. Anders dan onder het huidig recht, zullen aan de omgevingsvergunning voor deze milieubelastende activiteiten met het oog op de beoordeling of er al dan niet sprake is van aanzienlijke milieueffecten, bedoeld in artikel 16.43, tweede lid, wel voorschriften aan de omgevingsvergunning kunnen worden verbonden. Dit zal nader worden geregeld bij het Besluit kwaliteit leefomgeving. Hierdoor valt de omgevingsvergunning voor deze activiteiten binnen de reikwijdte van artikel 5.38, eerste lid, omdat de vergunningvoorschriften het aangrijppunt voor de actualiseringsplicht zijn. Echter, gelet op het beperktere beoordelingskader dat van toepassing zal zijn, verdraagt het karakter dat de omgevingsvergunning voor deze activiteiten zal hebben, met inbegrip van de aan de vergunning verbonden voorschriften, zich niet met de actualiseringsplicht. Als na verloop van tijd de effecten van een milieubelastende activiteit als hier bedoeld, anders dan uit de eerdere beoordeling is gevolgd, wel als «aanzienlijke milieueffecten» als bedoeld in artikel 16.43, tweede lid, moeten worden aangemerkt, zal dat erin resulteren dat die activiteit volledig vergunningplichtig wordt. Het betrokken bedrijf zal de dan vereiste vergunning moeten aanvragen. De toepassing van de actualiseringsplicht is hiervoor niet de geëigende weg.

Oorspronkelijke wettekst

1. Voor zover een omgevingsvergunning betrekking heeft op:
a. een stortingsactiviteit op zee,
b. een milieubelastende activiteit,
c. een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een zuiveringtechnisch werk, beziet het bevoegd gezag regelmatig of de voorschriften van de vergunning nog toereikend zijn gezien de ontwikkelingen van de technische mogelijkheden tot het beschermen van het milieu en de ontwikkelingen met betrekking tot de kwaliteit van het milieu.

2. Onder ontwikkelingen van de technische mogelijkheden tot het beschermen van het milieu wordt ook verstaan de vaststelling van nieuwe of herziene conclusies over beste beschikbare technieken, bedoeld in artikel 13, vijfde en zevende lid, van de richtlijn industriële emissies.

3. Bij algemene maatregel van bestuur worden met het oog op het beschermen van het milieu regels gesteld over de wijze waarop het eerste lid wordt toegepast voor daarbij aangewezen activiteiten. Bij de maatregel kan worden bepaald dat daarbij gestelde regels alleen gelden in daarbij aangewezen gevallen.

Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, p. 506-507)

Dit artikel heeft betrekking op de zogeheten actualiseringsplicht voor de omgevingsvergunning. Deze actualiseringsplicht is ontleend aan artikel 2.30 Wabo. Dit artikel is op grond van artikel 6.26, eerste lid, aanhef en onder c, van de Waterwet van overeenkomstige toepassing op watervergunningen voor het lozen of storten van stoffen. Om die reden ziet de actualiseringsplicht in het voorgestelde artikel 5.36, eerste lid, niet langer alleen op de omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit, maar ook op een omgevingsvergunning voor de lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een zuiveringtechnisch werk en voor de stortingsactiviteit op zee.
Op grond van het derde lid zullen bij algemene maatregel van bestuur in het belang van het beschermen van het milieu regels worden gesteld over de wijze waarop het eerste lid wordt toegepast. Onder het huidige wettelijke regime bevat artikel 5.10 van het Besluit omgevingsrecht daarover regels. Bij dat artikel is het tijdstip waarop uitvoering moet worden gegeven aan de actualiseringsplicht nader ingevuld. Deze lijn zal onder dit wetsvoorstel worden voortgezet.