
Actualiteiten Huurrecht voorjaar 2022
Huurrechtspecialisten Rutger Fabritius en Kristel Verkleij praten u bij over de actualiteiten die zich in 2021/2022 hebben voorgedaan.
Coen houdt zich dagelijks bezig met het opstellen van contracten en het adviseren en procederen in vastgoed gerelateerde dossiers. Cliënten profiteren van zijn werkervaring bij de rechtbank Gelderland (3,5 jaar, Kanton en Handel) en het gerechtshof 's-Hertogenbosch (1,5 jaar, Handel). Coen publiceert daarnaast in diverse tijdschriften en is als buitenpromovendus verbonden aan de Radboud Universiteit waar hij onderzoek doet naar het vereiste van "voldoende belang" ex artikel 3:303 BW in het civiele proces.
Huurrechtspecialisten Rutger Fabritius en Kristel Verkleij praten u bij over de actualiteiten die zich in 2021/2022 hebben voorgedaan.
Steeds meer bedrijven hebben dagelijks te maken met vraagstukken rondom de (mogelijke) milieugevolgen van hun activiteiten. Daarbij gaat het ook over juridische aspecten, waaronder aansprakelijkheid voor milieuverontreiniging zoals bodemverontreiniging, geur- en geluidhinder, stikstofdepositie etc.
Hoe groot is de invloed van cybersecurity in de zorg en is binnen uw organisatie voldoende focus op veiligheid?
Voor editie drie van Vastgoedrecht schreven Coen van Schaijk en Jeroen Niederer een artikel over het stilzwijgend gebruik van wegen en paden in de openbare ruimte en op privéterrein. In het artikel wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste wettelijke grondslagen in het bestuursrecht en het civiel recht.
In het april nummer van het vakblad Vastgoedrecht (VGR 2021/2/pag.66-68) gaan advocaten Robert Rijpstra en Coen van Schaijk in op het wetsvoorstel opkoopbescherming en tijdelijke verhuur. Het wetsvoorstel kan grote gevolgen hebben voor vastgoedbeleggers.
De meeste openbare wegen in Nederland liggen op gemeentegrond en hebben een openbare bestemming. Toch komt ook het regelmatig voor dat er conflicten ontstaan met de overheid of tussen burgers over de vraag of een weg op privéterrein openbaar is. In dit artikel bespreken wij wanneer een weg openbaar is en wat de belangrijkste gevolgen zijn voor particuliere grondeigenaren.
Voor editie vier van Vastgoedrecht schreef Coen van Schaijk een overzichtsartikel over het pachtrecht. In het artikel 'De onbedoelde pachtovereenkomst in de huur- en vastgoedpraktijk' maakt hij een vergelijking met het huurrecht, en worden enkele bijzonderheden van het pachtrecht voor de lezer aangestipt.
Op 7 februari 2020 heeft de Hoge Raad zich uitgelaten dat het wettelijk systeem van ontslagrecht niet in de weg staat aan de vernietiging van diezelfde overeenkomst op grond van een wilsgebrek. Dit arrest is ook van belang voor het huur- en pachtrecht, omdat daar een vergelijkbaar beschermingsregime geldt. Verhuurders kunnen hier hun voordeel mee doen.
Op 20 december 2019 heeft de Hoge Raad een belangrijk arrest gewezen waarin hij toelicht hoe de rechter moet vaststellen of er sprake is van een zogenaamde wettelijk benoemde overeenkomst. De bedoeling van partijen is slechts van belang bij de vaststelling van de inhoud van de overeenkomst (uitlegfase) en mag niet betrokken worden bij het bepalen van de toepasselijkheid van een wettelijk benoemde overeenkomst (kwalificatiefase).
Een wetswijziging in de faillissementswet geeft een huurder de mogelijkheid om in slechte tijden (maar vóór het faillissement) een huurprijsverlaging aan de verhuurder voor te stellen. Indien verhuurder daarmee niet akkoord gaat mag de huurder onder omstandigheden de huurovereenkomst rechtsgeldig opzeggen. Bij nieuwe langlopende huurovereenkomsten adviseren wij om nu al over deze toekomstige regeling na te denken.
In veel huurcontracten komen boetebedingen voor. Denk bijvoorbeeld aan de boete bij onderverhuur van woonruimte in het ROZ-model 2017. Het onverkort toepassen van deze boetebedingen kan in de praktijk problematisch zijn, omdat de rechter het boetebeding soms kan vernietigen of het boetebedrag kan matigen.
Het komt regelmatig voor dat een pachtovereenkomst op naam is gesteld van meerdere gelijkwaardige pachters (medepachters). Zonder medewerking van de verpachter mag de pachtovereenkomst niet worden verdeeld in afzonderlijke overeenkomsten.
Om de fosfaatproductie in Nederland binnen de perken te houden geldt voor melkveehouders een fosfaatrechtenstelsel. Melkveehouders hebben fosfaatrechten gekregen op basis van de hoeveelheid vee die zij op 2 juli 2015 hadden. De fosfaatrechten rusten in principe op het bedrijf waarbinnen het vee gehouden wordt, maar zijn vrij overdraagbaar. In pachtrelaties zijn de fosfaatrechten toegekend aan het bedrijf van de pachter. Bij het eindigen van de pacht heeft de verpachter dan gronden en/of gebouwen zonder fosfaatrechten. In de uitspraak van de pachtkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 oktober 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:2544) lag de vraag voor of dit voor verpachters altijd een rechtvaardige uitkomst is. Kort gezegd is de conclusie dat pachters onder omstandigheden gehouden zijn de fosfaatrechten over te dragen.
Op 3 oktober 2018 (zaaknummer: C/08/219659 / HA ZA 18-297) heeft de rechtbank Overijssel uitspraak gedaan over de vraag of een uitschaarder afgifte kan vorderen van fosfaatrechten van zijn inschaarder. Dit is een van de eerste uitspraken in bodemprocedures waarin deze vraag beantwoord wordt. De fosfaatrechten komen op grond van de wettelijke regeling toe aan de houder (inschaarder/opfokker). In dit geval doen zich geen bijzondere omstandigheden voor die tot een andere verdeling leiden.
In deze procedure vordert eiseres dat de opfokker de verkregen fosfaatrechten na het eindigen van de opfokovereenkomst aan haar overdraagt. Zij beroept zich primair op de een contractuele bepaling in de opfokovereenkomst over dierpremies en subsidiair op de aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid in verband met de bijzondere achtergrond van de overeenkomst. De voorzieningenrechter ziet onvoldoende aanleiding om af te wijken van de hoofdregel dat de fosfaatrechten aan de opfokker toekomen. De vorderingen worden afgewezen (Rechtbank Midden-Nederland 30 juli 2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:3645).